8

‘Zuster Sonja, hoe is het eigenlijk?’

‘Hoe is wat?’

‘Om verpleegster te zijn. Altijd iemand te helpen.’

De vrouw keek haar met een vriendelijke blik onderzoekend aan. ‘Waarom vraag je dat?’

‘Omdat ik me heb voorgenomen verpleegster te worden.’

‘Verpleegster? Jij?’ Zuster Sonja barstte in lachen uit en Valentina voelde dit als een klap in haar gezicht. De oudere vrouw zag haar blik en zweeg meteen. ‘Meen je dat echt?’

‘Ja, ik meen het echt.’

‘Heb je dat aan je vader en moeder verteld?’

Er viel een diepe stilte. Buiten in de tuin dwarrelden grote sneeuwvlokken omlaag, als witte appelbloesem.

‘En? Wat vonden ze ervan?’

Valentina probeerde te lachen. ‘Papa dreigde me met de paardenzweep ervan langs te geven.’

‘Valentina, je kunt geen verpleegster worden.’

‘Waarom niet?’

‘Omdat jij er niet voor in de wieg bent gelegd. Je bent te kwetsbaar. Jij zou wegteren en sterven in de rauwe werkelijkheid van een ziekenhuis. Dat zijn geen aangename plaatsen, dat verzeker ik je.’

‘U hebt het overleefd.’

‘Ik ben op een boerderij opgegroeid.’

Er was niets wat Valentina daarop kon zeggen. Ze inspecteerde haar handen, bekeek de palmen en de rechte vingers. Ze vond dat die er niet kwetsbaar of hulpeloos uitzagen. Ze leken sterk.

‘Zuster,’ zei ze, toen Sonja wilde vertrekken, ‘wilt u me dingen leren? Over verplegen, bedoel ik.’

De verpleegster schudde haar hoofd en haar ogen stonden zacht en treurig. ‘Njet, nee, malisjka. Ik kan jou geen dingen over verplegen leren. Op die manier zouden we allebei in de sneeuw met de paardenzweep krijgen.’

De deur ging zachtjes achter haar dicht. Valentina maakte haar lade open en pakte haar lijst.

Spasibo, barysnja. Dank u, jonge meesteres.’ Het keukenmeisje neeg keurig.

‘Vrolijk kerstfeest, Sjastlivogo Rozjdestva, Alisa,’ antwoordde Valentina.

Het was het jaarlijkse avondritueel met Kerstmis, waarbij iedere bediende van de familie Ivanov een cadeau kreeg. Er hingen feestelijke guirlandes van groene takken en er stond een vrolijk versierde kerstboom van de kerstbomenmarkt vlak bij Gostini Dvor. Valentina stond als eerste in de rij om snoep en zeep uit te delen, en iedereen een hand te geven. Naast haar stond haar moeder, met handschoenen aan en een starre glimlach op haar gezicht terwijl ze alle vrouwen een lap wollen stof gaf en de mannen een nieuw scheermes en een zakje tabak. Jelizaveta Ivanova stond erop dat haar mannelijke personeelsleden gladgeschoren waren, zelfs de tuinlieden. Haar vader stond met zijn rug naar de haard, de benen een eindje uit elkaar. Hij gaf ieder lid van zijn personeel een fluwelen zakje met munten. Valentina hoorde gerinkel wanneer ze in een uitgestoken hand vielen en ze was benieuwd hoeveel het zakje zou bevatten.

Sjastlivogo Rozjdesta. Vrolijk kerstfeest, juffrouw Valentina.’

‘Vrolijk kerstfeest, Arkin.’

Het was de chauffeur. Dit was de eerste keer dat ze hem zonder uniform zag. Hij droeg een keurig jasje en een schoon wit overhemd, en hij zag er slank en sportief uit. Een vastberaden gezicht. De vrijmoedige manier waarop hij haar aankeek maakte dat ze zich afvroeg wat er achter die koele grijze ogen van hem omging. Ze legde de belachelijke snoepjes en zeep in zijn smetteloze hand.

Spasibo,’ zei hij, maar de glimlach die hij haar schonk was niet helemaal de glimlach van een chauffeur.

‘Arkin, je hebt laatst heel goed gereden, die keer dat we op Morskaja met de auto vast kwamen te zitten. Dank je wel.’

Hij leek op het punt te staan iets te zeggen, maar hij veranderde van gedachten en knikte eerbiedig.

‘Waar is Liev Popkov vanavond?’ vroeg ze. ‘Hij is niet hier.’

Zijn glimlach werd strak. ‘Popkov is bezet, geloof ik. De stallen.’

Ze fronste haar voorhoofd. ‘Is er een paard ziek?’

‘Dat zult u hem moeten vragen, juffrouw Valentina.’

‘Ik vraag het jou.’

Zijn blik bleef veel te lang op haar gericht om beleefd te kunnen zijn. ‘Ik geloof niet dat er een paard ziek is.’

‘Liev? Is hij onwel?’

‘Valentina, je houdt de rij op, liefje,’ zei haar moeder resoluut. ‘Kom verder, Arkin.’

Hij liep onmiddellijk door om zijn volgende cadeau in ontvangst te nemen. Iets aan deze chauffeur, iets wat zorgvuldig onder dat beleefde uiterlijk werd verborgen, bezorgde Valentina een rilling over haar ruggengraat.

‘Liev? Liev?’

Waar zat hij, verdorie?

‘Liev Popkov!’ riep ze weer door de stallen.

Ze vond hem. Met gesloten ogen, roerloze ledematen, uitgestrekt op zijn rug op een berg stro in een lege stal. Haar hart stond stil. Niet weer. Eerst zijn vader, Simeon, en nu Liev. Opnieuw de geur van bloed in haar neusgaten.

Ze begon te gillen.

‘Hou in godsnaam op met die herrie, wil je? Je maakt de paarden verdomme aan het schrikken.’

Ze zweeg. Hapte naar lucht en staarde woedend naar Liev Popkov. Hij had één oog halfopen en keek haar misprijzend aan terwijl hij zijn oksel krabde.

‘Jij stomme, onnozele kozak,’ schreeuwde ze tegen hem. ‘Je hebt me de stuipen op het lijf gejaagd! Ik dacht dat je dood was.’

Zijn norse blik verdween. Hij mompelde iets onverstaanbaars en bracht een wodkafles naar zijn mond, waarbij hij straaltjes vloeistof in zijn hals en op het stro morste. De fles was bijna leeg.

‘Liev, je bent dronken.’

‘Natuurlijk ben ik dronken, verdomme.’

‘Ik dacht dat ik bloed rook.’

‘Jij denkt wel vaker iets.’

‘Ik denk nu ook dat jij problemen kunt krijgen.’

Hij grijnsde naar haar, zodat zijn mond een donkere grot in de schemering leek. Hij leegde de fles in zijn mond.

‘Liev! Niet doen!’ berispte ze hem.

Hij wierp haar de lege fles toe, maar die kwam niet ver genoeg. ‘Waar ben jij zo bang voor?’

‘Ik wil niet dat je met de zweep krijgt.’

‘Poeh!’

Ze stak hem het pakje met snoep en zeep toe. Het voelde belachelijk. ‘Mijn vader heeft een echt cadeau voor je.’

Hij lachte, met een zware, diepe explosie die vanuit zijn borst kwam. ‘Hij heeft me dat al gegeven.’

‘Het zakje met roebels?’

Hij kneep zijn ogen tot smalle spleetjes. ‘Njet, niet de roebels.’

‘Wat dan? Het scheermes en de tabak?’

Bij wijze van antwoord ging de grote man opeens rechtop zitten, hevig wiebelend. Hij rukte zijn zwarte tuniek over zijn hoofd en onthulde daarmee een brede borst vol dikke, zwarte krullen. Valentina kon haar ogen er niet vanaf houden. Ze had nooit eerder een man halfnaakt gezien, niet van zo dichtbij.

‘Je bent dronken,’ zei ze weer, maar de woorden klonken niet fel meer. ‘Trek je kleren onmiddellijk aan, voordat je doodvriest.’

Ze had net zo goed niets kunnen zeggen. Hij wierp zijn tuniek opzij en draaide zich om in het stro, zodat hij op zijn buik lag.

‘Liev!’ Deze keer klonk het als een gesmoorde kreet. Ze sloeg een hand voor haar mond terwijl ze naar zijn rug keek.

De zware spieren waren gestreept. Er liepen rode striemen diagonaal overheen, zo gelijkvormig dat het leek of ze erop geschilderd waren. De verf was nog nat en glanzend. Ze liep langzaam de box in, waar ze zich naast hem op haar knieën in het stro liet vallen. De striemen waren hier en daar heel diep, met rauwe, kapotte randen.

‘Waarom?’ fluisterde ze. Ze hoefde niet te vragen wie.

Popkov rolde opzij, greep zijn tuniek en trok die aan. Ze kon niet begrijpen dat hij zelfs maar kon bewegen met zo’n rug.

‘Waarom heeft hij zoiets gedaan?’ Ze voelde een intense schaamte om haar vader.

Popkov viste een andere fles onder het stro vandaan. Deze was vol. ‘Gisteren,’ zei hij, ‘ben ik naar de kamer van je zusje gegaan toen de zuster er niet was.’

‘O, Liev!’

Hij haalde zijn schouders op en goot nog meer alcohol in zijn keel. ‘Ik wilde haar een cadeautje geven voor Kerstmis, dat was alles.’

‘Maar het is haar slaapkamer.’

‘Ik ben er heel vaak binnen geweest om haar in en uit de rolstoel te tillen.’

‘Maar nooit zonder dat zuster Sonja erbij was.’

Hij snoof smalend. ‘Njet. Je vader kwam binnen toen ik op het voeteneind van het bed met haar zat te praten. Dus heeft hij me met de zweep gegeven.’

Opeens begon ze hem te slaan. Haar vuisten timmerden op zijn borst, bonkten op zijn granieten spieren, en hij lachte.

‘Jij stomme, onnozele pummel!’ schreeuwde ze. ‘Jij achterlijke kozak, je bent gek. Je verdient het om met de zweep te krijgen.’

Hij greep haar bij de polsen en duwde haar de hals van de wodkafles in de hand.

‘Hier, neem ook wat.’

Ze staarde naar de onschuldig uitziende drank, slaakte een diepe, beverige zucht en zette de fles aan haar lippen.

Valentina had het erg warm. Ze kon de nachtwind aan de houten wanden van de stal horen krabbelen. Er zweefde iets aangenaams in haar hoofd, iets met vleugels als een vlinder of een motje. Haar lippen leken niet langer van haar te zijn en krulden zich voortdurend tot glimlachen. Ze zat op de vloer, achterovergeleund tegen de zijkant van de box, met een berg stro om haar benen gestopt. Hoe was al die warmte in haar maag gekomen? Wanneer ze haar ogen dichtdeed hoorde ze een zoemend geluid in haar hoofd en ze voelde dat ze opzij dreigde te vallen.

‘Valentina, je hebt genoeg gehad. Ga naar bed.’ Popkov schopte haar, hij schoof met zijn laars over het stro en schopte haar tegen haar bovenbeen alsof ze een varken was. ‘Maak dat je hier wegkomt,’ gromde hij.

‘Wat heb je haar gegeven?’

‘Wie gegeven?’

‘Vertel op.’

‘Een hoefijzer.’ Hij zweeg en keek naar het stro. ‘Ik had hem opgepoetst en…’ Ze kon horen dat hij zich geneerde. ‘En ik had er klimop en besjes doorheen gevlochten.’

Het leek Valentina het mooiste cadeau dat ze zich kon voorstellen. ‘Niets voor mij?’ vroeg ze.

Hij keek met zijn zwarte ogen naar haar op. ‘Je hebt mijn wodka gekregen. Wat wil je nog meer?’

Ze lachte en voelde dat de wereld verward dreigde te raken, buiten haar bereik. ‘Mama en papa dwingen me om naar een kerstbal te gaan,’ zei ze, en ze deed haar ogen dicht. De duisternis begon op alarmerende wijze om haar heen te draaien, dus dwong ze haar ogen weer open. Die akelige vent zat haar vol leedvermaak aan te kijken.

‘Je bent dronken,’ zei Popkov.

‘Ga weg,’ mompelde ze langzaam en met dubbele tong.

Het volgende ogenblik merkte ze dat ze door de lucht zweefde, met handen en voeten die gewichtloos waren. Toen ze moeizaam haar ogen een klein eindje opendeed, zag ze de duisternis rondtollen als stof.

‘Liev, zet me neer.’

Hij negeerde haar.

Ze was zich er vaag van bewust dat ze via de personeelsingang het donkere huis werd binnengedragen, maar haar ogen vielen dicht en gingen pas open toen ze zonder enig vertoon van hoffelijkheid op haar bed werd gekieperd.

‘Liev,’ mompelde ze, terwijl ze probeerde te verhinderen dat het plafond al ronddraaiend op haar neer zou vallen, ‘ik geloof niet…’

‘Ga slapen,’ gromde hij.

Spasibo, Liev,’ zei ze zacht. ‘Dank je wel.’ Maar hij was de kamer al uit.

‘Speel eens wat voor me.’

Katja zat in haar rolstoel, ze waren alleen in de muziekkamer. Valentina’s hoofd bonsde nog steeds, maar ze kon het nu tenminste ronddraaien zonder dat het dreigde eraf te vallen. Wodka, zwoer ze, zou haar hele leven niet meer over haar lippen komen. Ze verwenste Liev, verwenste de fles die hij had opengemaakt, verwenste de manier waarop hij de volgende dag de paarden naar buiten had gebracht, een vrolijk volksliedje fluitend, zonder ook maar iets wat wees op een hoofd dat op sterk water was gezet.

‘Toe,’ drong Katja aan, ‘speel alsjeblieft iets voor me.’

‘Ik zal vandaag niet erg goed zijn,’ mompelde Valentina, terwijl ze de klep van de vleugel opendeed. Alleen al de aanblik van de toetsen, keurig op een rij en rustig wachtend op haar vingers, maakte de spanning in haar binnenste minder.

Katja lachte. ‘Je bent altijd goed, Valentina. Zelfs als je zegt dat je slecht bent, ben je goed.’

Valentina haalde diep adem, zonder te weten wat ze zou gaan spelen, tot haar vingers de toetsen vonden. Toen klonken de openingsmaten van de ‘Nocturne in es-groot’, het stuk dat ze voor de Viking had gespeeld. Ze vergat direct de wereld om haar heen en tot haar verbazing speelde ze goed. Haar muziekleraar zou trots op haar zijn geweest, zoals ze de melodie perfect in balans bracht met de akkoorden in de linkerhand, waarbij ze in de rechterhand een zuiver legato cantabile produceerde en de muziek met elke hartenklop voelde stromen. Door haar longen. Over haar schouders. Omlaag naar haar polsen en vingers.

‘Valentina.’ Dit was haar moeder. Wanneer was ze de kamer binnengekomen? ‘Het is tijd om je te kleden voor het bal van vanavond,’ zei Jelizaveta Ivanova. ‘We hadden afgesproken dat je zou gaan, weet je nog?’

Valentina’s handen verstarden boven de toetsen.

Nummer vijf op haar lijst: Mama gehoorzamen. ‘Ja mama, dat weet ik.’

Ze deed voorzichtig de klep van de piano dicht en liep naar een zilveren doosje op de tafel naast Katja’s stoel. Ze haalde er een koperen sleutel uit, liep terug naar de piano en deed hem op slot, waarna ze naar het raam liep. Ze deed het raam een eindje open en gooide de sleutel naar buiten, in de sneeuw. Zonder één woord te zeggen liep ze de kamer uit.

Het gezicht van Viktor Arkin was verwrongen. Het ene oog gleed weg in zijn haarlijn terwijl zijn mond was uitgerekt tot de grootte van een moersleutel. Heel even staarde hij naar zijn vervormde spiegelbeeld in het gewelfde oppervlak van de koperen koplamp van de Turicum, en hij vroeg zich af wat er nog meer in hem misvormd was, op een diepere plaats waar hij het niet kon zien. Het maakte hem ongerust dat hij zoveel van deze auto hield. Dat was gevaarlijk. Als je zoveel van iets of iemand hield, veroorzaakte dat een zwakke plek in je binnenste. Hij kon zich geen zwakke plekken veroorloven. Toch glimlachte hij voldaan naar de blauwe ronding van het voorste spatbord en haalde een doek over de sierlijke lijn.

‘Er is bezoek voor je.’

Arkin keek om. De kozak stond in de deuropening. Hij keek geamuseerd. Geen goed teken.

‘Waar?’

‘Op het stalerf.’

Arkin vouwde zijn poetsdoek op en legde hem op een plank voor hij langs de kozak de garage uit liep naar het erf, waar de duisternis begon in te vallen en schaduwen als dode wezens op de keien legde. Aan de rechterzijde stonden de stallen en het koetshuis, recht voor hem waren een waterpomp en een trog, maar links was een poort naar een pad dat naar de voorzijde van het huis liep. Vlak naast de poort stond een jonge vrouw. Ze had een hoofddoek stevig onder haar kin vastgeknoopt tegen de ijzige wind en ze droeg een lange jas met riem die eruitzag alsof hij ooit van een man was geweest. Haar manier van doen was schichtig, met een verlegen houding van haar hoofd.

‘Een vriendin van je?’ lachte Popkov, en hij gebaarde naar zijn buik alsof deze een grote zwelling had.

De vrouw was hoogzwanger. Zelfs onder de jas was het zichtbaar.

‘Ga jij nou maar een hoef poetsen of manen kammen of zo,’ zei Arkin, en hij liep naar de vrouw toe. Hij begroette haar behoedzaam.

‘Kan ik je helpen?’ vroeg hij.

‘Ik heb een boodschap. Van Michail Sergejev.’

Hij pakte haar onmiddellijk bij de arm. Die was mager en bood geen weerstand. Hij liep met haar de garage in, en nu ze uit de wind was, ontspande haar gezicht zich en glimlachte ze verlegen.

‘Ik ben Larisa, de vrouw van Michail.’

Op dat moment gebeurde er iets met hem, knapte er iets in zijn binnenste. Alles wat hij in zijn hoofd zo netjes bij elkaar had gehouden, raakte opeens van zijn plaats. De manier waarop ze het zei, zo eenvoudig, zo trots. Ik ben Larisa, de vrouw van Michail. Met haar hand op haar dikke buik. Hij wist nog dat zijn moeder hetzelfde had gezegd. Ik ben Roza, de vrouw van Michail Arkin. Twee weken later waren zij en het ongeboren kind dood door bloedvergiftiging, omdat zijn vader geen geld had voor een dokter. Het gebeurde op zijn negende verjaardag.

Met een gevoel dat op pijn leek ontdekte hij hoe graag hij zelf een kind wilde, zelf een vrouw met een dikke buik wilde, ondanks alles wat hij tegen Sergejev had gezegd over gezinnen die een verschijnsel uit het verleden waren. Hij glimlachte naar haar, geschokt.

‘Is er iets?’ vroeg hij.

Ze knikte. Haar lippen waren bleek, ze had donkere kringen onder ogen die bezorgd stonden. ‘Het is Michail. Hij heeft vorige week een ongeluk gehad op zijn werk.’

‘Erg?’

‘Zijn arm is gebroken.’

Hij glimlachte geruststellend naar haar. ‘Het zal vast snel genezen,’ zei hij. ‘Michail is sterk.’

Maar hij wist wat het voor hen betekende. Geen werk betekende geen geld. Voor het eten, voor de huur, voor de baby. Hij greep in zijn zak en haalde er zijn drie laatste sigaretten en wat munten uit. Het was alles wat hij had.

‘Hier, geef dit aan je man.’

Ze liet hem alles in haar kleine hand leggen. ‘Kun je het missen?’

‘Ga met hem naar de kerkzaal van vader Morozov. Er is daar warm eten.’

Spasibo,’ fluisterde ze. ‘Zijn baas heeft hem genoeg roebels gegeven om onze huur te betalen.’

‘Dat is heel ongewoon. Wie is die man?’

Direktor Friis.’

‘Werk jij nog steeds in de lijmfabriek?’

Ze haalde haar schouders op. ‘Da. Ja.’

Hij voelde het vuur in zijn binnenste weer oplaaien, het vuur dat brandde om gerechtigheid te brengen in deze ellendige stad. Eén koperen koplamp, dat was alles wat ervoor nodig was. Hij kon het ding van de auto rukken en aan haar geven om te verkopen. Dat was voldoende om leven te geven aan de nieuwe baby, voldoende om te voorkomen dat de moedermelk opdroogde ten gevolge van honger.

‘Hij maakt zich zorgen,’ zei ze nerveus, ‘over… de klus die hij vanavond met jou moet doen.’

‘Vertel Michail van mij dat hij zich geen zorgen moet maken. Ik regel het wel. Ga naar huis en rust wat. Eet iets.’

Spasibo.

‘Veel succes met de baby.’

Ze glimlachte, een zachtmoedige, hoopvolle glimlach. Langzaam vertrok ze over de ongelijke keien, met de wiegelende gang van een dronken man of een zwangere vrouw. Arkin, die in de wind stond, keek haar na tot ze uit het zicht was verdwenen. Dus het moment was daar. Hij voelde een zenuw aan de rand van zijn kaak trillen, en hoezeer hij ook zijn best deed, hij kon het niet bedwingen.

Maar hij was klaar voor wat hij vanavond zou moeten doen.

Загрузка...