18

Donkere harmonieparallellen.

In de muziek. In het leven. Valentina kon het in haar vingertoppen voelen, in de geheime uithoeken van haar hart. Vibrerende geluiden die bij elkaar hoorden maar elkaar ook bestreden, elkaar verdrongen. Ze zat kaarsrecht op de rand van haar stoel in de salon en haar wangen deden pijn van de inspanning van het glimlachen. Ja, kapitein. Nee, kapitein. Wat interessant, kapitein. Wat verbazingwekkend. Wat bent u knap.

Wat onvergeeflijk om u zo in mijn leven in te dringen.

Vastgehaakt in haar hoofd zat de uitdrukking van Jens’ gezicht toen haar moeder de muziekkamer was binnengekomen met de naam van kapitein Tsjernov op haar lippen. Daar was geen harmonie, parallel of hoe dan ook. Alleen maar duisternis. Zijn brede schouders naar achteren getrokken, alsof ze hem wegsleurden van haar omdat haar aanblik aan hem knaagde, zijn zenuwen irriteerde. Een botsing van akkoorden. Ze vouwde een plooi in haar rok, kneep de stof fijn tussen haar vingers.

‘Voelt u zich niet goed?’

De bezorgde blik in de ogen van de knappe kapitein Tsjernov deed weinig om de randen van haar gedachten te verzachten.

‘Nee, ik voel me veel beter, spasibo.

‘Ik ben bijzonder blij dat te horen. Ik was zeer geschokt toen…’

‘Ik ben nu hersteld.’

‘Mooi.’

Hij wist geen woorden meer te bedenken. Misschien kon zijn hoofd alleen maar een beperkt aantal tegelijk bevatten, omdat het zo vol zat met sabels en geweren en militaire regels. Zijn uniform was stijf en glanzend, felrood en vol fonkelende strepen en koperwerk, zijn laarzen waren gepoetst tot ze blonken als spiegels. Zijn witte handschoenen lagen als een extra paar handen naast hem op de zitting van de sofa en hij raakte ze voortdurend aan, bewoog ze, alsof hij ze daarmee tot leven kon wekken. Hij was zenuwachtig. Zijn mond ging schuil onder de blonde snor en verschafte haar geen aanknopingspunt.

Kleine stiltes. Broze onderbrekingen in het gesprek. Ze kon ze bijna met haar vingers doormidden breken.

‘Kapitein, vertelt u me eens. Als er iets is wat u wilt, wat u echt graag wilt, hoe zorgt u dan dat u het bereikt?’

‘Dat is gemakkelijk. Ik neem het me stellig voor en ga er dan achteraan alsof het een charge met de sabel is. Geen afleiding. Vastberaden. Recht op de prooi af.’

‘Dat kan ik me voorstellen.’

Hij plukte aan een handschoen. ‘Ik bedoelde niet…’

Ze glimlachte. ‘Ik begrijp wat u bedoelt.’

Hij bloosde en leek net een schooljongen in plaats van een officier van drieëntwintig in het grote Russische leger van tsaar Nicolaas.

‘En vrouwen. Moeten zij het op dezelfde manier doen?’

Hij sloeg zich lachend op de dij. ‘Nee, als een vrouw iets erg graag wil, moet ze het een man vragen.’

Valentina sloeg haar ogen neer en staarde naar haar handen.

‘Is er iets wat u zou willen dat ik voor u doe?’ vroeg Tsjernov gretig. ‘Ik zou me zeer vereerd voelen.’

‘Nee.’ Ze dwong zich hem aan te kijken. ‘Een paar weken geleden heb ik de stakers over Morskaja zien optrekken.’

‘Herrieschoppers, allemaal. We hebben orders gekregen tot harder optreden. We zullen ze vertrappen wanneer ze het nog eens proberen. Laat u niet door hen overstuur maken, het zijn maar onnozele boerenpummels.’

Ze wachtte even tot hij was uitgesproken. ‘Onder de demonstranten was ook een aantal vrouwen.’

‘Dat heb ik me laten vertellen.’

‘Vrouwen die vastberaden waren. Zich niet lieten afleiden. Recht op het doel af om hun zin te krijgen.’ Ze sprak op milde toon en ging iets gemakkelijker in haar stoel zitten, eindelijk in hem geïnteresseerd.

‘Ze doen wat hun mannen hun opdragen. Maakt u zich geen zorgen – u zult geen last meer van hen hebben. We kunnen niet toestaan dat de stabiliteit van ons land door anarchie wordt bedreigd. Hoeveel meer gaan deze stakers nog eisen? Ze hebben hun eigen Doema gekregen, en dat zou genoeg voor hen moeten zijn. Maar in plaats daarvan blijkt, zoals mijn vader al had voorspeld, dat hoe meer je hun geeft, hoe meer ze willen.’

‘Dank u wel dat u me dat heeft uitgelegd, kapitein. Dus wanneer u bij de volgende demonstratie tegen hen optrekt, zult u uw sabel en geweer ook tegen vrouwen hanteren?’

Zijn gezicht werd plotseling somber. ‘Ik geloof niet dat dit een geschikt gesprek is om met u te voeren. Een jongedame zou niet naar gepraat over zulke dingen moeten luisteren.’ Zijn vingers staakten hun gefriemel. ‘Een jongedame zou aangenamer zaken aan haar hoofd moeten hebben. Ik ben vandaag hier gekomen om u uit te nodigen voor een souper.’

‘Kapitein,’ zei ze zedig, ‘ik voel me zeer vereerd.’

‘Hij is hier niet.’

‘Ik dacht dat hij zou wachten.’

‘Waarom had je dat gedacht?’ vroeg Katja.

‘Omdat…’ Valentina keek in de muziekkamer om zich heen alsof Jens onder een stoel verborgen kon zitten. ‘Omdat ik het wilde uitleggen.’

‘Dat had je eerder moeten bedenken.’

‘Heeft hij nog iets gezegd?’

‘Hij heeft me deze brief voor je gegeven.’

Valentina scheurde de brief open en las de luttele regels.

‘Goed nieuws?’ vroeg Katja.

‘Ja. Het is van een doktersvriend van hem.’

‘Dat zei hij.’

‘Ik dacht dat het van Jens zelf zou zijn.’

Ze liep naar de stoel die hij had gebruikt en ging erop zitten. Ze deed haar ogen dicht.

Vandaag had Valentina zich voorgenomen aardig te zijn voor haar vader. Ze zat tegenover zijn bureau, dat bedolven was onder een overvloed aan papieren en mappen, en ze vroeg zich af hoe hij er in vredesnaam nog uit wijs kon worden. Aan de ene kant lag een grote envelop met het gouden wapen van tsaar Nicolaas erop gedrukt.

‘Je hebt me te spreken gevraagd?’

‘Ja, papa.’

‘Wees alsjeblieft snel. Ik heb het druk.’ Hij had het altijd druk.

Ze begon voorzichtig. ‘Is er iets wat ik kan doen om te helpen, papa? Ik weet dat u assistenten en secretaresses op het ministerie hebt, maar misschien kan ik thuis hiermee helpen.’ Ze gebaarde met haar hand naar de papieren.

Hij had een vel papier met getallen zitten bestuderen, maar nu werd zijn blik op haar gericht. Zijn vingers plukten afwezig aan de kraag van zijn pandjesjas, en ze voelde de bekende steek van genegenheid toen ze opnieuw zag dat hij dezelfde nagels had als Katja: rond en licht van kleur.

Spasibo. Bedankt voor het aanbod, maar nee. En, waar wilde jij me over spreken?’

‘Ik dacht dat u het misschien leuk vond om te horen dat kapitein Tsjernov me heeft uitgenodigd voor een souper.’

Zijn donkere ogen werden groot van blijdschap en hij glimlachte breed. ‘Otlitsjno! Uitstekend!’ Hij liet het papier op het bureau dwarrelen en sloeg zijn handen ineen als in een dankgebed. ‘Goddank,’ mompelde hij. Toen werd hij opeens gespannen en boog zich naar voren. ‘Je hebt die uitnodiging aangenomen, hoop ik?’

‘Inderdaad.’

‘Goed gedaan. Hij is een belangrijke jongeman en zijn vader bezit veel macht aan het hof, dus maak er geen puinhoop van, Valentina. Het is voor mij heel belangrijk dat jij dit goed doet.’

Ze glimlachte liefjes en schudde haar hoofd, zodat haar haar danste. Gebruik je wapens, had Davidov tegen haar gezegd. Haar beloning was te zien hoe de rimpel tussen haar vaders ogen zich ontspande, en ze begreep dat ze hem gelukkig had gemaakt, al was het maar voor even.

‘Ik zal u niet verder storen, papa.’ Ze ging staan en begon naar de deur te lopen, maar halverwege bleef ze staan en keek over haar schouder alsof haar zojuist iets te binnen schoot. ‘Nog één ding, papa.’

Hij had zijn pen opgepakt, en zijn grote hoofd zat al weer over een volgend vel papier gebogen. ‘Wat is er?’

‘Ik ga in het Sint-Isabellaziekenhuis een opleiding tot verpleegster volgen.’

Het hoge woord was eruit.

‘Nee!’ Hij sloeg met zijn vuist op het bureau zodat de papieren van hun stapels gleden en zijn pen kletterend op de vloer viel. ‘Daar komt niets van in.’

‘Papa, luister naar me. Alsjeblieft. Pozjaloeska. Ik wil dit doen omdat…’

‘Valentina, ik heb je al eerder gezegd dat het voor mij nodig is dat jij dit dwaze idee vergeet.’ Er stonden zweetdruppels op zijn voorhoofd.

‘Ik dacht,’ zei ze vriendelijk, ‘dat we misschien een overeenkomst konden sluiten.’

‘Wat voor overeenkomst?’

Wees voorzichtig.

‘Ik heb uw handtekening op een formulier nodig omdat ik nog geen twintig ben. Alstublieft, papa, teken voor mij. In ruil daarvoor zal ik dansen met die charmante en belángrijke kapitein Tsjernov van u. Ik zal vriendelijk tegen hem doen en tegen hem lachen en met mijn wimpers en waaier naar hem wapperen als de eerste de beste onnozele troela. Ik zal precies doen wat u wilt.’ In de stilte die volgde schonk ze haar vader een kleine, inschikkelijke glimlach. ‘Mits u tekent.’

‘Dat zal ik echt niet doen.’

‘Papa, stelt u zich eens voor. Overdag zal ik stil en onzichtbaar zijn, een onbekende verpleegster in een onbekend ziekenhuis. Maar ’s avonds zal ik voor u de lieveling van de hogere kringen van Petersburg zijn, met alle champagne en kaviaar en bals die u maar wilt.’ Ze wiegde met haar heupen alsof ze in een wals werd meegevoerd. ‘Uw naam, minister Ivanov, zal aan het hof op ieders lippen liggen; u zult worden benijd om uw positie. Dat is toch wat u wilt? Dat is ook wat ik voor u wil.’ Ze glimlachte naar hem. ‘Het zou ons beiden goed uitkomen. Afgesproken, papa?’

Hij haalde een grote witte zakdoek uit zijn zak en bette zijn gezicht. Even bleef het stil. ‘Afgesproken.’

‘Dank u, papa.’

Ze vertrok voordat hij van gedachten kon veranderen. Zodra ze in haar slaapkamer was haalde ze de sleutel uit haar zak en maakte de lade open. Ze haalde het vel ivoorkleurig papier eruit en las dit zorgvuldig door voor ze een streep door het laatste punt haalde: nummer elf. De overeenkomst met papa was gesloten.

Ze besefte dat haar vader dit niet aardig van haar zou vinden, net zomin als ze het aardig van zichzelf vond, maar het was de enige manier waarop ze het ziekenhuis binnen kon komen. Langzaam maakte ze de parelmoeren knoopjes van haar mouw los, sloeg de stof terug om naar haar blanke huid te kijken en zich Jens’ vingers erop voor te stellen.

Toe Jens, begrijp alsjeblieft dat ik Tsjernov moet ontmoeten.

Ze probeerde naar hem te glimlachen, maar haar lippen werkten niet mee. Ik wil deze baan als verpleegster. Ik heb het nodig. Neem me dat alsjeblieft niet af, Jens.

‘Heb jij ooit op die manier schoenen moeten poetsen?’

Arkin was verbaasd over de vraag. Hij reed met Jelizaveta Ivanova voorbij de Kathedraal van de Heilige Izaäk, en de schitterende gouden koepel ervan deed hem onmiddellijk aan vader Morozov denken. Zo’n intelligent, belezen man, die desondanks in een vochtig krot moest wonen en zelfgemaakte laarzen met gaten erin moest dragen.

‘Heb jij dat moeten doen, Arkin?’ vroeg Jelizaveta Ivanova opnieuw.

‘Nee mevrouw.’ Ze waren op het plein juist voorbij een rij van vier schoenpoetsers gekomen, druk bezig met hun borstels en brutale grijns, begerig naar kopeken. ‘Ik ben opgegroeid op een boerderij.’

Hij hoorde achter zich een kleine zucht van goedkeuring, alsof het leven op een boerderij iets begeerlijks was.

‘Waarom ben je daar weggegaan?’ vroeg ze.

‘De grote stad lokte.’

‘Petersburg is heel mooi, dat moet ik toegeven. Heeft het aan jouw verwachtingen voldaan?’

‘Ja,’ loog hij. Maar haar oren waren scherp en ze lachte even.

‘Ik hoop dat je hier gelukkig bent,’ zei ze na een korte stilte. ‘En dat je tevreden bent om voor mijn man te werken.’

‘Uiteraard. Ik had het niet beter kunnen treffen.’

‘Ik hoop dat dat waar is, Arkin, en dat je het niet alleen maar zegt om mij een plezier te doen.’

‘Het is waar.’

Hij draaide zijn hoofd half om en ving een blik van haar op in haar zwarte bontjas, zo soepel als de vacht van een panter. Ze glimlachte. Wonderlijk genoeg deed het hem genoegen dit te zien.

‘Ik zou je om een gunst willen vragen.’

Uit de manier waarop ze het zei begreep hij onmiddellijk dat het niets met chaufferen te maken had.

‘Mevrouw, ik sta altijd tot uw dienst.’

‘Wil je de auto even stilzetten?’

Hij stopte langs de kant van de weg, tegenover een viskraampje. De geur van dode vis dreef de auto binnen. Hij draaide zich om op zijn plaats en zag het kleine kanten zakdoekje in haar hand. Ze bette haar neus ermee.

‘Hoe kan ik u helpen, mevrouw?’

Haar ogen namen hem even onderzoekend op en hij zag er onzekerheid in. Ze vroeg zich af in hoeverre ze hem kon vertrouwen.

‘Het is… een delicate kwestie,’ zei ze, en ze kreeg een kleur. Ze wendde haar blik af en de zwarte veren op haar hoed wiegden heen en weer toen ze zich bewoog. ‘Ik weet niet wie ik anders moet vragen.’

‘Ik ben discreet,’ zei hij rustig.

Hij dacht aan de keren dat hij een van de jonge maîtresses van minister Ivanov met de auto had opgehaald, of zelfs zijn werkgever naar zijn geliefde bordeel bij nachtclub De Gouden Appel had gebracht, waar het Franse zigeunermeisje Mimi de gunsten van de minister verwachtte. O ja, Arkin had geleerd zijn mond te houden.

‘Ik zal u helpen als ik dat kan,’ bood hij aan.

Haar blik was gericht op zijn gehandschoende hand, waar deze op de rugleuning van de stoel lag, alsof die een antwoord voor haar bevatte. Ze slikte moeizaam. ‘Ik wil graag dat je uitzoekt of mijn oudste dochter… iemand ontmoet.’

Arkin schoot bijna in de lach. Ze wilde van hem een Ochrana-spion maken. Hoe ironisch.

‘Wie is deze persoon?’ vroeg hij, oprecht geïnteresseerd.

‘De Deense ingenieur met wie ze in de tunnel heeft vastgezeten. Zijn naam is Jens Friis.’

Dus dat was het. Hij had opeens medelijden met deze trotse vrouw, zoals ze zich verlaagde om haar dochter te laten volgen.

‘Ik zal proberen zoveel mogelijk te weten te komen,’ stemde hij in, en haar ogen gingen meteen van zijn hand naar zijn gezicht.

‘We begrijpen elkaar?’ vroeg ze.

‘Volmaakt.’

Ze glimlachte naar hem, maar hij herinnerde zichzelf aan wie ze was en wat zij vertegenwoordigde. Hij wilde haar niet aardig vinden.

‘Zal ik nu verder rijden, mevrouw?’ vroeg hij, opeens formeel.

‘Ja.’ Maar toen hij zich opnieuw naar de met sneeuw bedekte weg wendde, voegde ze er met zachte stem aan toe: ‘Ik ben je dankbaar, Arkin. Voor dit… en voor onlangs, toen ik…’

‘Graag gedaan, mevrouw,’ viel hij haar in de rede.

Hij wilde er liever niet aan denken. Het was niet bevorderlijk voor de zaak om medelijden te hebben met je klassevijand. Het was gevaarlijk. Toch kon hij het niet laten.

De morgen was helder als gepolijst glas. Geen zweempje mist vandaag, alleen maar een eindeloze hemelboog en de geur van de zee. Het maakte Arkin rusteloos. Hij stond naast de auto bij de stoep aan de voorzijde te wachten tot Valentina naar buiten zou komen, en de Turicum blonk net zo opzichtig als een ijsvogeltje in de zon.

‘Goeiemorgen, Arkin.’

Dobroje oetro, juffrouw Valentina, goedemorgen,’ zei hij toen ze over het grind liep. Ze zag er mager en bleek uit. Ze was gekleed in een eenvoudige jas en hoofddoek, maar er was een nerveuze energie in haar stap, alsof ze haast had.

‘Juffrouw Valentina, ik ben blij te zien dat u hersteld bent en er zo goed uitziet.’

Die opmerking verraste haar. ‘Dank je, Arkin.’

‘Ik hoop dat juffrouw Katja mijn beste wensen aan u heeft overgebracht toen u ziek was.’

‘Ja, dank je.’

Hij bleef er nog steeds staan, zonder zich om de auto te bekommeren. Ze liep erheen om in te stappen, maar hij stak een hand op, zonder haar aan te raken, zodat ze bleef staan.

‘Wat is er, Arkin?’

‘De man die de explosie in de tunnel heeft veroorzaakt zou u op geen enkele manier kwaad hebben willen doen. Die mensen streven een doel na – en u liep toevallig in de weg, dat is alles.’ Hij wilde dat ze dit zou weten.

‘Vertel me dan eens, Arkin, wat is hun doel?’

Hij liet zijn stem dalen. ‘Hun doel is een nieuwe en rechtvaardiger maatschappij te stichten. Ze willen de tsaar afzetten, niet jonge vrouwen in gevaar brengen.’

‘Is dat waar jij ook in gelooft, Arkin? In het afzetten van onze tsaar?’

‘Nee, juffrouw Valentina.’

‘Gelukkig maar. Als je daar wel in geloofde, zou je worden gearresteerd.’

Ze stapte langs hem heen in de auto en ging op het soepele blauwe leer zitten, terwijl ze recht voor zich uit staarde. Hij startte de motor met de slinger en schoof voorin. Geen van beiden zei iets.

Valentina was blij toen ze een halve kilometer van het ziekenhuis uit de Turicum kon stappen en deze terug naar huis kon sturen, voor haar moeder. Ze genoot van de korte wandeling en probeerde haar gedachten te richten op wat ze moest zeggen, in plaats van op alles wat er de vorige keren was gezegd. Ze liep het Sint-Isabellaziekenhuis in en onderging dezelfde procedure als de vorige keer, het controleren van de naam bij het loket en het volgen van het groene spoor van versleten linoleum door de gang naar de deur met GORDONSKAJA erop. Ze klopte aan.

Vchodite. Binnen.’

Wat ze aantrof, was niet wat ze had verwacht. De grote gestalte van medsestra Gordonskaja leek sinds hun vorige ontmoeting nog verder te zijn gezwollen in het witte uniform. Ze leunde tegen een rij dossierkasten, met een groot pincet tussen haar vingers. Haar aandacht verschoof niet langer dan één seconde in de richting van Valentina.

‘Ach ja, het deftige meisje dat denkt dat ze het in zich heeft om verpleegster te worden.’ Ze grijnsde in de spiegel die op de kast was gezet, maar dat had niets met vrolijkheid te maken. Valentina besefte dat ze een hoektand inspecteerde die zwart en afgebroken was.

‘Goedemorgen, medsestra Gordonskaja.’

‘Weet je iets van tanden?’

‘Nee, medsestra.

‘Dan heb ik ook niet veel gemak van je, hè?’

‘Ik ben wel handig met een pincet.’

‘Hier.’ De vrouw duwde Valentina het instrument in de hand.

Valentina pakte het aan en vroeg zich af of de medsestra al haar verpleegsters in spé met deze oefening inwijdde. Maar dan zou ze geen enkele tand meer in haar mond hebben gehad.

‘Vrienden op hoge posten, heb ik begrepen,’ zei Gordonskaja, maar zonder rancune, alsof dit een bekend feit was. ‘Uiteraard heb jij die. Kijk nou zelf maar.’ Ze lachte laag, zodat haar wangzakken schommelden. ‘Je kunt je echt niet achter een hoofddoek en de gestopte wanten van een dienstmeid verbergen. Ik weet wat je bent.’

‘Ik verstop me niet.’

‘O nee?’

‘Ik wil verpleegster worden, iets meer met mijn leven doen dan bloemen schikken en theedrinken. Ik beloof u dat ik hard kan werken, en ik heb het boek van Dupierre over de menselijke anatomie al doorgenomen. Ik heb mijn jongere zusje verpleegd en ik kan verbinden.’

‘Je praat te veel. Jullie goed opgevoede meisjes praten altijd te veel. Je moet leren je mond te houden.’

Valentina knikte. ‘Ja, medsestra.

‘Als je soldaat had willen worden, zou ik je kanonnenvoer noemen, maar in plaats daarvan noem ik jou, en alle andere grietjes als jij, beddenpanvoer. Daar zul je het meest mee te maken krijgen en dat zal maken dat je er uiteindelijk schoon genoeg van zult krijgen. Beddenpanvoer, allemaal. Lieve Moeder van Christus, waarom sturen ze me toch geen jonge vrouwen die echt kunnen werken? In plaats van dit soort melkmuiltjes.’

Valentina zei niets.

Gordonskaja greep haar hand en draaide die om teneinde de palm te inspecteren, en ze duwde met haar duimen op de zachte kussentjes. Valentina voelde zich als een dier op de veemarkt.

‘Een huid zo wit als de tiet van een zeug.’ De medsestra schudde haar hoofd. ‘Maar er zitten wel spieren in. Wat doe je ermee?’

‘Ik speel piano.’

Gordonskaja barstte in lachen uit, rauw en minachtend. ‘Lieve God, sta me bij.’ Abrupt deed ze haar mond open en wees naar een zwarte tand, die half los bungelde. ‘Trek hem eruit.’

Eén snelle ruk met het pincet en het zwarte stompje gleed eruit als een spijker uit vermolmd hout. Er volgde een straaltje bloed en een klodder pus. Het brede gezicht van de verpleegster vertoonde heel kort een trek van opluchting, ze wees naar de stoel voor haar bureau. Valentina ging zitten en legde het pincet, met de tand er nog in, binnen Gordonskaja’s bereik.

‘Je bent me door dokter Fedorin aanbevolen voor een opleiding,’ zei Gordonskaja abrupt. ‘Ik heb de toestemming van je ouders nodig omdat je nog onder de twintig bent. Lees nu dit formulier en laat het hen tekenen.’ Toen voegde ze er met een sluwe, scheve glimlach aan toe: ‘Ik neem aan dat je kunt lezen en schrijven?’

Medsestra Gordonskaja,’ zei Valentina, ‘ik kan alles wat nodig is.’

Загрузка...