4
Katja had gelijk met die Viking. Valentina had geprobeerd erom te lachen, maar dat ging niet – ze was nu kwaad op hem. Hij herinnerde zich haar niet, dat was duidelijk, maar het deed er niet toe. Waarom zou ze dat ook verwachten, na de manier waarop ze op haar vijftiende had gespeeld?
Nee, dat was het niet wat haar dwarszat. Het was de manier waarop hij gisteren was weggelopen. Zodra ze klaar was met spelen was hij vertrokken met een gretigheid die ronduit beledigend was: hij was overeind gesprongen en was, na een paar woorden met de tsaar, naar de deur gestevend alsof hij niet snel genoeg naar buiten kon gaan. Was hij zo teleurgesteld dat hij het niet kon verdragen om te blijven? Maar zij was deze keer erg trots geweest op haar vertolking. Zijn onverschilligheid stak haar danig.
Ze ging vol verlangen achter de vleugel in de muziekkamer zitten en streek als altijd even over het oppervlak. Het was een prachtig glanzende zwarte Erard, waar ze dol op was. Ze legde haar vingers op de toetsen en op slag verdween alle spanning uit haar lichaam, als een trein die uit de rails liep, even plotseling. Haar vingers streelden het ivoor en begonnen over het klavier heen en weer te bewegen met wisselende snelheid, om de spieren op te warmen en de pezen te rekken. Het volle, uitbundige geluid dat uit de Erard opsteeg kalmeerde haar, bracht iets van haar opwinding tot bedaren. Want ze was écht heel erg opgewonden, maar om een verkeerde reden. Ze wilde de Viking weer zien.
Daar had Katja gelijk in.
Valentina was verbijsterd geweest toen hij vlak achter de tsaar de zaal in was gelopen, lang en recht in zijn pandjesjas. Ze had hem niet verwacht. Hij was verreweg de langste man in de zaal, slank en breedgeschouderd, met een houding van onoverwinnelijkheid. Twee jaar geleden was hij bij het concert in het Jekaterininski Instituut naar binnen gewandeld te midden van een groep hovelingen van de tsaar en had hij haar vijftienjarige ogen verblind met zijn energie en zijn vurige rode haar. Zijn levendige groene ogen hadden de zaal overzien met een blik vol vrolijkheid, alsof de hele situatie te absurd was om serieus te nemen.
Bij die gelegenheid had ze hem gadegeslagen tijdens het zingen en dansen, in een poging zijn blik te trekken, maar ze had gezien dat hij zich verveelde bij de optredens en hij had alleen maar oog gehad voor de knappe vrouw aan zijn zijde, gehuld in groene zijde en smaragden. Toen Valentina aan de beurt was om te spelen was ze vastbesloten geweest hem niet te vervelen, maar zijn aanwezigheid had haar nerveus gemaakt en ze had niet goed gespeeld. Aan het eind had hij beleefd geapplaudisseerd terwijl hij heimelijk naar zijn gezelschap had geglimlacht, als om een grapje. Valentina was woedend geweest op zichzelf. Maar je kon niet verliefd zijn op iemand die je nooit had gesproken, iemand die je alleen maar aan de andere kant van de zaal had gezien. Het was onmogelijk.
Haar vingers staakten hun oefeningen en begonnen aan de sonate van Mozart in C grote terts, een stuk waarvan ze altijd wist te genieten, maar ze nam haar handen abrupt van de toetsen. Er waren momenten – heel vreemde, ongemakkelijke momenten – dat ze speelde en echt in de muziek opging, om dan plotseling op te houden, zoals nu. Ze was zich ervan bewust dat haar moeder haar passie voor de piano overdreven vond en daarom niet passend voor een jonge vrouw. Ze wist dat haar moeder nooit zou kunnen begrijpen waarom zij er geen belangstelling voor had om met haar te gaan winkelen, jurken uit te zoeken, al die dingen te doen die jongedames hoorden te doen, in plaats van thuis urenlang op een pianokruk te zitten. Erger nog, soms vreesde Valentina dat haar moeder vond dat als zij zich niet als een echt meisje ging gedragen, ze beter de zozeer begeerde jongen had kunnen zijn.
Ze wenste dat Katja er gisteren bij was geweest om haar te horen. Met een plotselinge beweging ging ze staan, schoof een stoel van bij de muur dichterbij en zette hem naast haar pianokruk. De stoel was bekleed met roomkleurig brokaat en had slanke, taps toelopende armleuningen. Ze ging weer op haar kruk zitten en legde eerst één hand op de stoel en toen de andere. Ze probeerde zich zonder haar benen te gebruiken van de kruk op de zitting van de stoel te slingeren, maar ze miste volledig. Haar armen raakten in de knoop en ze bezeerde haar schouderblad toen ze als een lappenpop op de vloer viel. Ze keek woest naar haar benen, alsof die het konden helpen.
‘Tsjort!’
Er waren vijf moeizame pogingen voor nodig, maar ten slotte lukte het haar. Haar hart bonsde en haar armen trilden van de inspanning.
‘Tsjort!’ vloekte ze nogmaals. Toen stond ze op en holde naar boven, naar haar kamer.
Valentina zat achter haar schrijftafel met in haar handen een lijst die ze keurig op een vel ivoorkleurig papier had geschreven. Het was een lijst die ze vier maanden geleden had gemaakt en die ze in de lade van haar tafel achter slot en grendel bewaarde, weg van nieuwsgierige blikken – dienstmeisjes keken overal in. Maar het papier vertoonde al ezelsoren doordat ze het zo vaak bekeek, om zichzelf te herinneren. Haar ogen gleden een voor een naar elk punt.
1. Contact opnemen met alle ruggengraatspecialisten van Europa.
Ze had alle medische tijdschriften in de bibliotheek uitgekamd op artikelen over beschadigingen aan de ruggengraat en ze had naar artsen geschreven tot in Berlijn, Rome, Oslo en zelfs Londen toe. Slechts enkelen hadden de moeite genomen te antwoorden.
2. Katja gelukkig maken.
Nu glimlachte ze. Dit was zo’n eenvoudig doel. Vier maanden geleden had Katja gelukkig maken na haar operaties het gemakkelijkst geleken van haar hele lijst. Ze las haar dan voor, deed kaartspelletjes met haar, fluisterde haar geheimen in en gaf haar de laatste nieuwtjes van school of uit de personeelskamer beneden door. Ze bracht haarlinten en puzzels voor haar mee, en ook de nieuwste boeken uit Belizards boekwinkel. In de parken of op de oever van de rivier verzamelde ze veren van eksters en de eerste koperkleurige esdoornbladeren in de herfst. Ze smokkelde chocolade van Wolf & Beranger naar binnen, of riskeerde de kleverige snoepjes van de bazar op Gosvini Dvor.
Maar nu besefte ze dat het gelukkig maken van Katja veel meer inhield dan dat. Het betekende een volledig nieuwe toekomst voor haar scheppen. Die woorden leken enorm in de stilte van haar hoofd.
Dus wat nog meer?
3. Werk zoeken.
Ze streek met haar vinger over het woord ‘werk’ en haar maag kromp ineen. Jarenlang had ze een droom gehad. Sinds ze een slungelig kind met uitstaande tanden was geweest had ze dit gepland, terwijl anderen in de hoek stonden te giechelen of met speelgoed speelden. Concertpianiste worden. Dat was haar doel. De grootste concertzalen en paleizen van Europa afreizen, om in Rome en Parijs, Londen en Wenen op te treden voor staatshoofden. Maar die droom was nu verdwenen, aan stukken gereten door de bom. Het ging nu niet meer. Het zou betekenen dat ze jarenlang hard moest studeren aan het conservatorium van Sint-Petersburg en die luxe bezat ze niet langer. Ze moest voor Katja zorgen. Ze staarde naar haar handen, naar de sterke pezen en ronde kussentjes ervan, en ze voelde zich ontrouw jegens haar vingers. Ontrouw jegens zichzelf.
‘Vergeet die droom,’ zei ze hardop.
Maar hoe? Hoe kon ze dat doen terwijl ze zichzelf nog steeds achter het klavier kon zien zitten? Om haar hart in de muziek uit te storten en dan op te staan van de piano, met het publiek dat haar een staande ovatie bracht. Ze zou een vuurrode jurk uit Parijs dragen, een enkel snoer parels in haar haar, en ze zou op de mooiste podia van Europa spelen. Ze kon het al voor zich zien, ze voelde haar hart al bonzen.
‘Vergeet de droom.’ Ze zei het deze keer luider.
Het papier in haar hand trilde. Werk zoeken. Ja, daar had ze een besluit over genomen. Ze moest met papa praten. Ze wist dat vrouwen en dochters uit hooggeplaatste kringen niet buitenshuis gingen werken en dat papa zich zou schamen als ze dat deed. Hij zou het als vernederend voor de naam Ivanov beschouwen. Maar ze zou het hem uitleggen, hem overhalen ermee in te stemmen.
4. Zorgen dat papa me vergeeft.
Eens, papa. Eens.
Wat haar het meeste verdriet deed was dat haar vader en zij altijd zo’n stilzwijgend begrip voor elkaar hadden gehad, en dat dat nu verdwenen was. Hij was nooit een attente vader geweest en had zijn werk altijd vooropgesteld, maar hij en zij hadden toch een speciale band gehad. Katja was degene die hij het meeste liefkoosde, verwende en vertederd bekeek, en Valentina begreep waarom: ze was het evenbeeld van haar moeder toen ze jong was. Blond, blauwe ogen en een stralende glimlach. Terwijl Valentina als haar vader was: donker haar, bruine ogen en met een doorzettingsvermogen dat op het zijne leek.
Hij had er in de loop der jaren geen geheim van gemaakt dat hij zijn oudste dochter een lastpak vond, maar zelfs als hij haar een standje gaf voor het een of andere wangedrag, lag er een twinkeling van trots in zijn ogen, een ondertoon van respect in zijn stem. Het soort gevoelens dat hij wellicht zou koesteren voor de zoon die hij nooit had gekregen. Maar sinds de bom had hij zich van haar afgekeerd, en ze voelde het gemis hevig. Hij wil iemand de schuld geven, had haar moeder gezegd, maar het leek niet eerlijk dat zij dat was.
Eens, papa, eens zul je me vergeven.
5. Mama gehoorzamen.
Daar werkte ze nog aan.
6. Elke dag beter pianospelen.
Wat had dat nu nog voor zin?
7. Voor de tsaar spelen.
Ze lachte om zichzelf en trok er een streep doorheen.
8. Met de Viking trouwen.
Die woorden waren al doorgehaald met woeste zwarte strepen inkt. De verliefdheid van een onnozel meisje. Ze schudde het van zich af en negeerde de blos die in haar hals omhoog kroop.
9. Een pistool kopen.
Ze staarde ernaar met een hart dat sneller ging kloppen. Ze had nog niet bedacht hoe ze dit moest doen, maar ze weigerde het door te strepen. De revolutionairen waren één keer gekomen, ze zouden nog eens kunnen komen, net zoals nare dromen terugkwamen wanneer je dacht dat ze waren verdwenen, maar de volgende keer zou ze erop voorbereid zijn. Nummer negen. Ze onderstreepte dit punt met zwarte inkt. Een pistool kopen. Ze bleef zitten, met haar ogen op de lijst gericht, en ze overdacht elk punt tot in detail. Ten slotte pakte ze haar vulpen en schreef er nog één op:
10. Een bolsjewiek zoeken.
Dé bolsjewiek zoeken. Dat bedoelde ze eigenlijk. De beloften van de politie en van haar vader om de daders voor hun misdrijf te laten boeten waren even nietszeggend gebleken als de leugens van de tsaar zelf. De mannen met bivakmutsen waren spoorloos verdwenen. Ja, er waren groepjes bekende bolsjewieken opgepakt en ondervraagd, maar niemand wist iets van de spoken die in het bos ronddoolden.
Een bolsjewiek zoeken.
‘Dobroje oetro, goedemorgen, excellentie.’
‘Dobri den, goedemiddag excellentie.’
‘Dobri vetsjer, goedenavond, excellentie.’
Dat waren de woorden die Viktor Arkin het minst bevielen. In plaats van Goedemorgen, kameraad.
‘Ja, meneer. Da, barin.’
‘Nee, meneer. Njet, barin.’
Dat waren woorden waar zijn maag bijna van omdraaide.
Elke dag reed Arkin minister Ivanov in de Turicum langs de oever van de Neva naar het ministerie van Financiën en elke dag luisterde hij naar de woorden die achter in de auto werden gesproken. De minister bezat een losse tong. Vaak praatte hij heel openlijk met collega’s wanneer Arkin hen door de stad naar een vergadering reed. Minister Ivanov was zelfs zo dom geweest om zijn attachékoffer op de bank in de auto te laten liggen na te veel glazen cognac in het Donon. Arkin had de inhoud nauwkeurig bekeken en een uur lang aantekeningen gemaakt voor hij hem aan de minister teruggaf.
Het ergst waren de avonden. Wanneer hij als een hond in de kou voor een restaurant zat te wachten. Voor een nachtclub. Voor een bordeel. Voor het appartement van de maîtresse, op Izmajlovski Prospekt. Maar op sommige dagen verlangde mevrouw Ivanova de auto in plaats van het rijtuig en op zulke dagen glimlachte Arkin.
Arkin zag Jelizaveta Ivanova de stoep voor het huis af komen en hij bedacht dat vrouwen van deze klasse zich anders bewogen, een andere houding hadden. Je kon ze in lompen hullen en nog steeds wist je wie ze waren en wat ze waren. Mooie, elegante, geurige parasieten.
Ze kwam naar hem toe over het grind, zocht behoedzaam haar weg op het dunne laagje sneeuw dat was gevallen sinds de oprit een uur geleden was geveegd. Hij stond in zijn kastanjebruine uniform en pet met gouden band op instructies te wachten.
‘Arkin, ik wil dat je vandaag mijn beide dochters naar de stad brengt. Naar restaurant Gordino op Morskaja.’ Haar blauwe ogen keken hem onderzoekend aan, en hij wist dat ze zich afvroeg of ze hem kon vertrouwen.
Beide dochters. Dat was zeldzaam. Die invalide kwam niet veel buiten, ook al had hij de passagiersplaats voorin weggebroken om ruimte te maken om haar rolstoel neer te zetten. Het moest de invloed zijn van de oudste, die met het donkere haar, degene die hem aankeek met ogen die zich niet snel lieten misleiden door het uniform van een chauffeur en het onder danig neerslaan van de ogen.
Vandaag naar de stad, had ze gezegd. Gedurende een fractie van een seconde had hij zich bijna de verkeerde woorden laten ontglippen. Vandaag is niet de dag om uw dochters naar de stad te laten gaan. Houd uw dochters thuis. Maar in plaats daarvan knikte hij beleefd en hield het portier van de auto open.
Arkin luisterde naar elk woord. Dat deed hij altijd. Dat was zijn taak.
De Turicum was een schitterend monster van een voertuig. Geïmporteerd uit Parijs, met donkerblauw leer en indrukwekkende koperen accessoires, die hij elke dag poetste alsof zijn leven ervan afhing. Hij voorin, achter het stuur, gehuld in zijn kastanjebruine jas – het was vandaag vinnig koud. Ter beschutting hadden de dochters een dikke berenvacht over hun knieën en een bontmuts over hun oren.
Het zal vandaag koud zijn voor de demonstranten. Geen berenvachten. Geen bontmutsen. Alleen maar de warmte van woede in hun buik.
Terwijl hij door de stad reed gleden de straten van Sint-Petersburg voorbij, met hun hoge, pastelkleurige gebouwen en mensen die haastig verder gingen, om niet te lang in de ijzige wind te hoeven verkeren. Hij zag met voldoening hoe auto’s en rijtuigen zich verdrongen, hoe de drozjki zich langzaam voortbewogen, zonder zich iets aan te trekken van alle claxons die ruimte om te passeren eisten. Hoe meer verkeer hoe beter – des te meer chaos er zou ontstaan.
Hij luisterde naar hun meisjesachtige gekwebbel. Waardeloze woorden. Er klonk een kreet van verrukking toen de modieuze kledingwinkel van madame Duclet op Morskaja in zicht kwam, een gemompel van waardering toen ze langs het beroemde huis Zjirov kwamen, met zijn etalages vol exotisch porselein uit de Oriënt en zilverwerk uit Engeland. Toen hij achteromkeek zag hij dat de handen van juffrouw Katja in de warmte van de berenvacht genesteld lagen, maar dat haar ogen de buitenwereld bekeken zoals hij naar een circus zou kijken.
‘Vandaag,’ kondigde Valentina aan, ‘gaan we precies doen wat we leuk vinden.’
‘Ja,’ lachte Katja, ‘reken maar.’
Arkin had het verlamde meisje zelden buiten gezien zonder haar moeder of zuster Sonja als chaperonne, dus hing er een gevoel van vrijheid om haar heen. Opeens moest hij hard remmen. De weg werd geblokkeerd door een rij politieagenten, donker en dreigend. Hij bracht de auto tot stilstand, maar het rijtuig voor hen slingerde vervaarlijk heen en weer toen het paard tegen de armen van de disselbomen sloeg, nerveus door lawaai dat van voren kwam en dat als een verre donder klonk. Alleen was het geen donder. Hij merkte dat zijn passagiers aandachtig naar het geluid luisterden. Het klonk als golven die zich terugtrokken over een kiezelstrand, scherp en knarsend. Het kwam dichterbij.
Alle beweging op Morskaja was tot stilstand gekomen en de voetgangers begonnen terug te lopen over de trottoirs terwijl ze nerveuze blikken over hun schouders wierpen. Chauffeurs vonden geen ruimte om rond de politieafzetting heen te manoeuvreren maar kwamen vast te zitten in het stilstaande verkeer, en de irritatie liep snel op, met ruzies tot gevolg.
‘Wat is er, Arkin?’ vroeg Valentina. Ze boog zich naar voren, vlak langs zijn schouder, in een poging te zien wat er verderop aan de hand was. ‘Wat is de oorzaak van dit oponthoud?’
‘Het zijn de stakers,’ antwoordde hij, voorzichtig om haar niet aan het schrikken te maken. ‘Ze trekken over Morskaja.’
‘Stakers? Je bedoelt de mensen die zoveel problemen in de fabrieken veroorzaken? Ik heb er in de krant over gelezen.’
Hij gaf geen commentaar.
‘Premier Stolypin heeft zijn afkeuring over hen uitgesproken omdat ze de economie van Rusland proberen te verwoesten. Ze zijn erin geslaagd onze mijnen te sluiten en te verhinderen dat onze treinen rijden.’
Hij gaf nog steeds geen commentaar.
‘Ik kan ze niet zien,’ klaagde Katja. ‘De politie staat in de weg.’
‘Kijk, daar zie je de bovenkant van hun spandoeken,’ wees Valentina. Hij kon het ongemak in haar stem horen.
Wacht maar. Wacht gewoon maar af. Jullie zullen meer te zien krijgen dan jullie lief is.
Voor hen zagen ze de ruggen van politieagenten, een hechte muur van de ene kant van de straat naar de andere.
‘Denk je dat er problemen zullen komen?’ Valentina zat zo dicht achter hem dat hij haar adem warm in zijn nek kon voelen. Hij stelde zich haar handen voor, wit en nerveus, en de haren die in haar nek overeind gingen staan. ‘Waarom staken deze mannen, Arkin?’
Wist ze het dan niet? Hoe kon ze het niet weten?
‘Ze vragen een eerlijk loon, juffrouw Valentina. De politie gaat nu op hen af.’
Langzaam, meedogenloos, kwamen ze op hen af. Hij kon stokken in hun handen zien. Of waren het geweren? De spreekkoren van de demonstranten klonken dichterbij en meteen ontstond er een gevoel van echt gevaar in de straat. Het knetterde in de lucht en de mensen begonnen te rennen, glibberend op het ijs, glijdend in de sneeuw. Arkin voelde zijn hart sneller gaan kloppen.
‘Arkin.’ Dit was de stem van juffrouw Valentina. ‘Zorg dat we hier wegkomen. Doe wat er maar voor nodig is, maar zorg dat we hier wegkomen.’
‘Dat gaat niet. We zitten vast in het verkeer.’
‘Arkin,’ beval Valentina, ‘breng ons hier alsjeblieft vandaan. Nu.’
Hij voelde de spier in de hoek van zijn kaak verstrakken en zijn kastanjebruine handschoenen krulden zich om de rand van het stuur. ‘Ik kan de auto op dit moment geen kant uit sturen,’ zei hij op vlakke toon, terwijl hij recht voor zich uit door de voorruit keek. ‘We zitten vast.’
‘Arkin, luister naar me. Ik heb gezien wat bolsjewieken kunnen doen. Ik wil hier niet met mijn zusje als hulpeloze kalveren blijven zitten wachten tot ze het weer doen.’
Toen hoorde hij het, de trilling van angst. Hij draaide zich om in zijn stoel en keek haar recht aan. Eén ogenblik haakten hun blikken zich in elkaar vast, toen sloeg hij zijn ogen neer. ‘Ik begrijp het, juffrouw Valentina.’
‘Doe alsjeblieft iets.’
‘Het is echt niet nodig om bang voor hen te zijn,’ loog hij. ‘De demonstranten willen alleen maar meer loon en betere arbeidsomstandigheden. Niemand zal u kwaad willen doen. Of juffrouw Katja.’
Ze stak haar handen omhoog alsof ze hem door elkaar wilde schudden. ‘Haal de rolstoel er dan uit,’ beval ze. ‘Ik zal hem zelf door de straat duwen.’
‘Dat is echt niet nodig.’
Opeens draaide hij het stuur heel hard naar rechts. Hij duwde met de voorkant van het spatbord van de Turicum tegen de achterkant van het rijtuig, zodat dit scheef naar buiten kwam te staan. Voor hen hinnikte het paard, maar de zware wielen van de auto waren nu vrij en Arkin kon hem naar de stoeprand manoeuvreren en naar de open ruimte.
‘Ik zal proberen u hieruit te krijgen.’