41

Een geluid als de hamer van Thor dreunde door Petrograd en deed de ramen rammelen als botten in een graf. Valentina schrok op uit haar boek en Lydia werd wakker; ze kroop haastig in haar nachthemd bij haar moeder in bed, met grote, opgewonden ogen. Valentina kon haar dochters hart voelen bonzen toen ze haar dicht tegen zich aan drukte. Ze keek op de klok. Het was 21.45 uur in de avond van 24 oktober 1917.

‘Is dat de donder, mama?’

‘Nee liefje. Het klinkt als een kanon.’

Lydia’s ogen werden groot als schoteltjes. ‘Een heel groot kanon?’

‘Ja, een heel groot kanon. Ik denk dat het een scheepskanon is.’

‘Van welk schip?’

‘Ik weet het niet.’ Maar haar bloed werd ijskoud doordat ze zeker wist wat het betekende: het teken dat de revolutie ging beginnen.

Arkin had het haar kunnen vertellen. Het was de Aurora.

Het was vier uur in de nacht en Valentina stond onder de ijskoude nachthemel te kijken hoe haar wereld in vlammen opging. Er waren geen sterren, geen kometen, niets spectaculairs om deze gebeurtenis te markeren. Maar ergens in de verte, boven de daken van de stad, brandde een vuur een gat in de duisternis, en de gloed ervan verscheurde het laatste beetje hoop in haar hart dat Rusland zich weg zou kunnen trekken van de rand van de afgrond.

Wat betekende het? Voor Jens? Voor haar dochter? Voor haar ouders? Hun wereld was verdwenen. De grond onder haar voeten begon te verschuiven en haar hand greep het smeedijzeren hek van haar huis stevig vast, alsof dat dunne materiaal kon voorkomen dat het heelal op haar neerstortte.

Jens, ben je hier in de stad? Heb je het scheepskanon gehoord?

Ze was ervan overtuigd dat Jens nog leefde, dat hij nog steeds dezelfde nachtlucht inademde als zij. Ze had geen idee waarom Arkin geen kogel zou jagen door het hoofd van de man die hem kreupel had gemaakt, maar niets zou haar ervan kunnen overtuigen dat hij dood was. Niets. Ze greep het ijzige metaal van het hek nog steviger vast. Het kwam door de manier waarop zijn gedachten haar hoofd binnendrongen. Ze kon de kasja voor het ontbijt in een pan staan roeren, en opeens kon ze hem horen zuchten; ze wist dan dat hij zich voorstelde hoe ze haar haar achter haar oor schoof en het puntje van haar tong tussen haar tanden klemde als ze zich concentreerde. Ze draaide zich dan met een ruk om van het fornuis, maar hij was er nooit. Of wanneer ze kwaad was op de schoffies van beneden die een bal door het raam hadden geschopt terwijl nergens glas te krijgen was, hoorde ze Jens op exact datzelfde moment denken dat de meeste kinderen van dit land niet konden lezen en dat het eerste wat deze revolutie tot stand moest brengen gratis en verplicht onderwijs voor iedereen was.

Ze klampte zich aan deze gedachten vast. Elke gedachte die haar hoofd binnenglipte werd door haar zorgvuldig in watten verpakt en bewaard, zoals een entomoloog vlinders zou verzamelen. Ze haalde ze tevoorschijn om er steeds weer naar te luisteren als ze ’s nachts in bed lag, met zijn kussen in haar armen. Ze zag nu hoe de brand de duisternis van de stad verjoeg, maar haar eigen duisternis bleef, zwaar en volledig.

‘Je zult hem echt niet in die vlammen vinden.’ De stem kwam uit de nacht tot haar.

‘Liev?’

De zware gestalte van Liev Popkov kwam vanuit de schaduwen in een plas lantaarnlicht zodat ze hem kon zien. Groter dan ooit. Zijn lege oogkas werd bedekt door een zwarte lap, en er vielen zwarte kroeskrulletjes over het litteken op zijn voorhoofd. Ze was blij hem te zien. Dat verbaasde haar.

‘Geen paarden meer?’ Hij gebaarde naar de stallen waar hij vroeger met Jens had zitten kaarten, en Valentina besefte voor het eerst dat hij zijn vriend moest missen.

‘Nee, ik heb ze verkocht.’

Zonder het zelfs maar te vragen waren hele gezinnen in haar stallen getrokken zodra ze leeg waren, en ze sliepen in de boxen, onder een berg stro, en ze aten haver uit de bakken. Ze protesteerde niet. Het kon haar niets schelen. Ze wilde iets voor deze mensen voelen, maar ze kon het niet. Mensen als zij waren de reden dat ze haar man had verloren, haar zusje had verloren – dit waren degenen voor wie Arkin streed. Zien jullie niet wat jullie doen? wilde ze tegen hen roepen. Zien jullie niet dat jullie alles verwoesten wat goed is in Rusland, naast alles wat er slecht is?

Snel trok ze Popkov uit het licht. ‘Heb je nieuws?’

‘Ja.’

‘Over Jens?’

‘Nee.’

Ze liet het hem niet horen. Ze maakte geen geluid, zelfs niet de zachtste gesmoorde kreet, hoewel de teleurstelling haar botten dreigde te breken. ‘Over wie dan wel?’

Hij grinnikte even, en ze had hem het liefst hard aan zijn baard getrokken. ‘Over wie?’ vroeg ze weer.

‘Over een zekere Erikov. Ik heb gehoord dat hij een medewerker van kameraad Lenin is.’

‘Wat heb ik daarmee te maken?’

‘Hij heet Viktor Erikov.’

Haar hart stond stil. ‘Viktor Erikov?’

‘Arkin heeft zijn naam veranderd. Daarom konden we die gore klootzak niet vinden.’

‘Waarom zou hij dat hebben gedaan?’

De grote schaduw bewoog even. ‘Vanwege jouw familie. Omdat de naam Arkin te dicht bij minister Ivanov was. Hij wil daar afstand tussen brengen.’

Ze knikte. ‘Weet je waar hij is?’

‘Nog niet. Maar ik kom er wel achter.’

‘Zul je het me vertellen?’

Da. Het zal waarschijnlijk je dood worden, maar ik zal het je vertellen. Blijf tot zolang binnen.’

‘Waar zijn de opstandelingen?’

‘Overal. Die verdomde bolsjewieken hebben de stations bezet en de telefoondienst overgenomen. Ze hebben zelfs de staatsbank bestormd. Het is ze menens, dus blijf binnen.’

‘Dank je, Liev.’

Een schouderophalen en hij draaide zich om.

‘Liev.’ Ze greep zijn arm. Die voelde aan als een rotsblok. ‘Ik vind het heel verdrietig, van je oog. Pas goed op jezelf.’

Hij gromde iets onverstaanbaars, een diep grommen in zijn granieten borst, en hij liep met grote stappen weg, de nacht in.

‘Blijf binnen, Lydia. Hou de deur op slot. Doe voor niemand open.’

‘Maar als ik naar de wc wil, mama?’

‘Dan gebruik je de emmer.’

Het keurige neusje rimpelde van afkeer.

‘Ik meen het, Lydia.’

‘Waar ga je naartoe?’

‘Ik ga papa zoeken.’

Het hartvormige gezichtje keek haar stralend aan. ‘Mag ik mee?’

‘Nee. Je moet gehoorzaam zijn. Papa zal alleen terugkomen als jij gehoorzaam bent.’

‘Ik zal gehoorzaam zijn, mama.’

Haar dochter trok haar meest engelachtige gezichtje maar Valentina liet zich niet misleiden. ‘Ik meen het. Doe de deur niet open. Beloof het.’

‘Ik beloof het.’

Ze kuste haar dochters wilde haar en dwong zich haar te geloven.

‘Valentina!’

Ze stond in de portiek bij doktor Fedorin, maar ze keek achterdochtig over haar schouder. De stad was nu rustig, als een wolf die slaapt na een goede jacht. Maar dat betekende niet dat hij niet weer op jacht zou gaan.

Fedorin trok haar zijn huis in en deed de deur snel dicht. ‘Je had vandaag echt niet de straat op moeten gaan, Valentina. Het is te gevaarlijk.’

‘Ik ben alleen maar gekomen om te horen of u iets weet.’ ‘Mijn lieve kind, de stad is in ons gezicht ontploft. De bolsjewistische revolutie scheurt Petrograd uit elkaar en hun Rode Garde arresteert iedereen die niet van hun eigen soort is. Fabrieksbazen, bankiers en allerlei politici zijn…’ Hij zweeg toen hij haar lippen bleek zag worden.

‘Mijn vader is een van die politici.’

Hij schudde vol wanhoop zijn hoofd. ‘Ga niet naar hem toe, liefje.’

‘Ik moet wel. En hoe zit het met u?’

‘Maak je geen zorgen, ik ben veilig. Ik ben een dokter. Ze zullen me nodig hebben. Ik zie dat jij je verpleegstersuniform aanhebt, dus dat zou je moeten beschermen.’

Ze deed haastig de deur weer open. ‘Daar reken ik ook op.’

Het was allemaal goed verlopen, beter dan Arkin had durven dromen. De regering van Kerenski was omgevallen als een dood schaap, zodat de Roden de macht hadden kunnen grijpen. Maar – hij glimlachte in zichzelf toen hij aan Kerenski’s stommiteit dacht – vanavond zouden ze een grote schok krijgen want dan zouden ze allemaal in het Winterpaleis worden gearresteerd. Kerenski’s kabinet zou voor het einde van deze dag in cellen van de Petrus-en-Paulusvesting worden opgesloten. Hij liep rondjes in zijn kantoor om de pijn in zijn been te verlichten, terwijl hij wachtte tot de volgende gevangenen zouden worden binnengebracht.

Zijn gedachten gingen naar Friis. Elke dag moest hij aan die ingenieur denken. En aan dat meisje Ivanova. Ze waren doorns in zijn vlees die hij niet weg kon snijden, hoe scherp zijn mes ook was. Hij trok aan zijn sigaret, zoog zijn longen vol rook maar was niet in staat het beeld van hen uit zijn gedachten te verdrijven, de herinnering aan hoe ze samen door de regen holden, arm in arm, de lichamen gebogen tot één enkele vorm, zonder de ogen van elkaar af te kunnen houden.

Ze had gelijk gehad. Valentina Ivanova wist precies wat ze deed. Hij moest elke dag aan haar denken, net zoals ze had gezegd, maar de ironie was dat als hij geen verminkte knie had ge had, hij waarschijnlijk inmiddels dood was geweest. Valentina had zijn leven gered. Hij zou anders lang geleden een uniform hebben moeten aantrekken om in een zinloze oorlog tegen Duitsland naar het front te worden gestuurd. Hij was dan kanonnenvoer geworden, was ergens op een slagveld neergemaaid, en dan was Valentina van hem verlost geweest. Behalve wat het kind betrof, zíjn kind – dat deel van hem zou ze altijd nog hebben. Als het van hem was. Daar zou hij nooit zeker van kunnen zijn, of wel soms?

Hij veegde over zijn gezicht en bedwong de steek in zijn binnenste, die hij altijd voelde als hij aan het kind dacht. Hij was moe. Niet geslapen. Te veel angsten over vanavond en over de messen die door zijn medekameraden op zijn rug zouden worden gericht nu hij een zekere mate van macht bezat.

Hij ging achter zijn bureau zitten en snauwde tegen de soldaat buiten zijn deur: ‘Volgende gevangene!’

Arkin stond niet op uit zijn stoel. Maar het viel hem moeilijk hem dat respect niet te tonen.

‘Gevangene Ivanov,’ zei hij, ‘ik beveel dat u voor het tribunaal wordt gebracht om terecht te staan als verrader van uw land.’

‘Jij huichelachtige nietsnut, wat weten jij en jouw soort nou van dit land? Ik heb het trouw gediend gedurende meer dan…’

Arkin knikte naar de bewaker, en de minister kreeg een klap van de loop van een geweer in zijn gezicht. Zijn handen waren op zijn rug gebonden, zodat hij het bloed dat uit zijn mond droop niet tegen kon houden.

‘Niet doen.’ Het was de eerste keer dat Jelizaveta sprak. ‘Doe dat alsjeblieft niet.’

Hij veroorloofde zich naar haar te kijken, zich de exacte tint van haar goudblonde haar en de gladde structuur van haar wang, van haar hals in te prenten.

‘Mevrouw Ivanova.’ Hij kon het respect in zijn stem horen, maar hij kon het niet verbergen. Hij richtte zijn blik op de twee velletjes papier op zijn bureau, het ene met de naam Filip Ivanov, het andere met Jelizaveta Ivanova. Hij pakte een pen maar legde zijn vingertoppen op haar naam. Dichterbij dan dit kon hij niet komen. ‘U wordt eveneens beschuldigd van bedrog omdat u uw man heeft geholpen bij zijn uitbuiting van het proletariaat om de geldkisten van de Romanovs te vullen.’

Ze zei niets. Hij kon haar nog steeds niet aankijken. ‘Breng hen weg.’

‘Tot uw orders, kameraad Erikov.’

Maar toen de bewaker haar man ruw bij de arm greep, zei Jelizaveta: ‘Wacht.’

De bewaker aarzelde, want de gewoonte om te gehoorzamen zat diep. Met haar handen op haar rug gebonden wendde ze zich tot haar man en kuste zijn wang. ‘Vaarwel, Filip. God zegene je. We zullen elkaar niet meer zien in dit leven.’

‘Jelizaveta, mijn vrouw, ik moet…’

‘Breng hem weg. Laat haar blijven,’ beval Arkin.

‘Jelizaveta,’ riep Ivanov toen hij de kamer uit werd gesleurd. ‘Ik hou…’

De bewaker sloeg de deur achter hem dicht. Arkin en Jelizaveta keken elkaar aan, alleen in de kamer.

‘Ik kan je niet redden,’ zei hij ten slotte.

‘Dat weet ik.’

Ze glimlachte net zo intiem naar hem als wanneer ze in de kanten kussens van Hotel de Russie lag. Geen enkel teken van spijt of verdriet in de welving van haar volle lippen toen ze heel stil in zijn kantoor stond.

Tsjort!’ Hij smeet zijn pen op zijn bureau en liep door de kamer tot hij haar aan kon raken, maar hij hield zijn hand omlaag. ‘Jelizaveta, als ik het kon, zou ik het doen. Maar je bent de vrouw van een minister. De hemel weet dat ik je zou redden als ik dat kon.’

Haar blauwe ogen schitterden van blijdschap. ‘Dat weet ik. Maak je geen zorgen over mij.’ Haar elegante kleren waren vies en één mouw was gescheurd. Hij vroeg zich af welke ruwe hand eraan had gerukt. ‘Ik wil nog één laatste keer naar je kijken,’ zei ze zacht.

Toen raakte hij haar aan, legde zijn vingers op haar bleke wang. Ze boog haar hoofd en leunde zacht tegen zijn wang. ‘Pas goed op jezelf, Viktor. Dit zijn erg gevaarlijke tijden en ik wil dat je…’ Ze slikte even en draaide haar gezicht om zijn vingers te kussen. ‘Dat je veilig bent. Ik haat alles wat jij vertegen woordigt, ik haat wat jullie bosjewieken met mijn land zullen doen, maar’ – ze keek op – ‘ik kan jou niet haten.’

‘Jelizaveta, ik zal alles doen wat ik kan om je te redden van de wraak van het tribunaal, maar…’

‘Nee Viktor, doe niets voor mij, ik smeek je.’ Ze sprak de woorden langzaam en bedachtzaam, alsof ze de betekenis ervan goed tot hem wilde laten doordringen. ‘Ik heb deze afgelopen jaren meer geleefd dan ooit tevoren. Meer geleefd en meer liefgehad. Dat is genoeg voor mij. Jij hebt me een vreugde gebracht waarvan ik niet wist dat die bestond. Spasibo.

Hij glimlachte naar haar, een tedere glimlach die niet probeerde de felle pijn onder zijn ribben te verzachten. ‘Spasibo,’ herhaalde hij.

‘God behoede je,’ zei ze zacht, en ze liep naar de deur.

Toen Valentina thuiskwam lag Lydia boven aan de trap op haar knieën gedroogde rozijnen naar de twee haveloze jongens in de hal beneden te gooien. Valentina verspilde geen tijd met haar te berispen maar greep haar bij de pols en trok haar hun kamers binnen, waarna ze voor haar neerknielde zodat hun ogen op gelijke hoogte waren.

‘Lydia, ik heb een afspraak met een man die ik moet spreken, en ik wil dat je met me meegaat.’

‘Is het papa?’

‘Nee, dotsjenka, liefje, kijk niet zo verdrietig. Als we dit goed doen, zullen we papa gauw weer zien.’

‘Dat zeg je elke dag.’

Ze kleedde hen beiden zorgvuldig aan, eenvoudige jurken, eenvoudige jassen, geen tierlantijntjes. Ze stopte Lydia’s vurige lokken onder een bruine hoofddoek en trok er toen een vilten muts overheen. ‘Je moet er vandaag uitzien als een arbeidersdochter.’

Ze bekeek hen beiden in de spiegel, in hun grauwe kleren.

‘Jij ziet er mooi uit in je kleren, mama. Maar ik lijk heel lelijk.’

Valentina nam Lydia met een zwaai in haar armen en kuste haar voorhoofd. ‘Jij zou er niet lelijk uit kunnen zien, ook al deed je nog zo je best, engeltje. Luister nu goed naar me. Er zijn dingen die ik wil dat jij zegt.’

‘Ik dacht dat je dood was,’ zei Valentina.

Valentina was het kantoor van kameraad Erikov binnengestapt en staarde naar Arkins gezicht, in zijn grijze uniform, naar de nieuwe arrogantie in zijn ogen, en ze wenste voor de duizendste keer dat ze het scalpel van dokter Fedorin die dag van het duel op de Pistoolrichel in zijn keel had gestoken.

‘Ik dacht dat je aan gangreen zou zijn gestorven,’ zei ze.

‘Ik ben niet zo gemakkelijk te doden.’ Zijn ogen waren echter niet op haar gericht, maar op het kind.

‘Viktor, dit is je dochter Lydia.’

Arkins gezicht bleef onbewogen. Zelfs geen glimlach voor het kind. Valentina huiverde inwendig toen ze het handje van haar dochter losliet en zag hoe ze als een elfje naar voren huppelde, om voor de grote gestalte achter het bureau te blijven staan. Valentina kreeg een prop in haar keel bij het zien van zoveel moed.

Dobri den, goedemiddag, papa.’

Aan de rand van Arkins kaak begon een ader te kloppen. Zijn grijze ogen aarzelden toen hij zich bukte om met voorzichtige vingers het hoofdje aan te raken. ‘Hoe weet ik dat ze van mij is?’

‘Omdat ik je zweer dat ze van jou is. Ik was al zwanger toen ik met Jens Friis trouwde.’ Valentina dankte de hemel dat Arkin niet in de buurt was geweest om de datum van de geboorte van haar dochter te kennen.

Hij haalde zijn hand weg, maar Lydia bleef met grote ogen naar hem omhoogkijken.

‘Dat betekent niets,’ zei hij. Zijn stem was vlak. ‘Ze zou ook het kind van Friis kunnen zijn.’

‘Nee.’ Ze wendde haar blik af alsof ze verlegen was. ‘Jens en ik hebben er altijd voor gezorgd dat ik niet zwanger kon worden.’

‘Misschien sta je wel te liegen.’

‘Echt niet, dat zweer ik op het hoofd van mijn kind. Kijk maar naar haar mond, dat is jouw mond. Kijk naar haar kin, de vorm is van jou.’ Het was een leugen, maar ze bespeurde hoe graag hij wilde dat het waar was.

‘Haar haar?’ Zijn hand ging naar de muts.

Maar Valentina had uitdrukkelijk tegen Lydia gezegd dat haar muts niet af mocht. Zonder een moment van aarzeling greep Lydia zijn hand, hield deze stevig vast en drukte haar kleine wang ertegenaan. Ze richtte haar blik op Arkin, met in haar ogen het naakte verlangen dat alleen een kind kan hebben.

Hij trok zijn hand niet weg maar bekeek haar aandachtig. ‘Haar ogen zijn niet mijn ogen. En ook niet jouw ogen, trouwens.’

‘Haar ogen zijn gewoon haar eigen ogen. Lydia is in veel opzichten gewoon zichzelf.’

In het kille kantoor hurkte hij op één voet, terwijl het andere been stram werd uitgestrekt, en hij bekeek haar nauwlettend, met een gesloten gezichtsuitdrukking. Maar hij liet zijn vingers in haar kleine handen liggen.

‘Dus jij bent Lydia,’ zei hij tegen haar. Zijn stem was vriendelijk.

‘En jij bent mijn papa,’ zei Lydia zacht. Ze hield haar hoofd scheef en glimlachte verlegen, waarna ze haar dunne armen opeens om zijn hals sloeg en ze in elkaar haakte alsof ze hem nooit meer los wilde laten. Ze maakte een zacht miauwend geluid. ‘Papa.’ Ze kuste zijn wang.

Valentina keek toe, met stomheid geslagen. Ze had haar dochter niet geïnstrueerd dit te doen, maar toen ze keek naar de man die ze haatte, zag ze dat hij smolt. Zijn beenderen werden zacht in de greep van haar dochter, en een klein deel van haar haat smolt daarmee weg. Met de wang van het kind tegen de zijne gedrukt verloren zijn ogen hun harde blik en werden zijn gelaatstrekken zachter. Ze bleven een lang moment verstrengeld met elkaar, de man en het kind, toen kuste hij snel haar voorhoofd, kwam in zijn volle lengte overeind en trok zich achter zijn bureau terug zonder hen nog aan te kijken. Hij haalde een formulier tevoorschijn, schreef erop en stak het naar Valentina uit.

‘Alsjeblieft,’ zei hij. ‘Een vergunning om Petrograd te verlaten. Ga nu meteen.’

Ze las het. Keek naar Lydia. Verscheurde het papier. ‘De naam van mijn man staat er niet op.’

‘Nee.’

‘Zonder hem zal ik Petrograd niet verlaten.’

‘Als je in deze stad blijft, zal de Rode Garde je uiteindelijk komen halen, Valentina, hoezeer je je ook in je bruine jas verschuilt. Je bent de dochter van een minister en ze zullen je opsporen. Zet het leven van ons kind niet op het spel.’

‘Als Jens Friis blijft, blijven wij ook.’

‘Doe niet zo stom, Valentina. Denk aan Lydia.’

‘Als hij sterft, zullen wij ook sterven.’

‘Ik kan niet jullie allemaal redden.’

‘Zet zijn naam op de reisvergunning als je wilt dat je dochter blijft leven.’

Dit moment was een ware kwelling. Ze dacht dat ze hem had verloren. Hij trok zich in zichzelf terug en de kale grijze kamer werd een dode en lege plek. Maar hij keek haar abrupt weer aan.

‘Houdt je moeder van Lydia?’ vroeg hij.

Valentina was op haar hoede. ‘Ja, natuurlijk houdt ze van haar kleindochter.’

Hij knikte, maar hij keek niet weer naar Lydia toen hij een nieuw formulier invulde en dit aan Valentina gaf. ‘Pak aan.’

Jens’ naam stond nu naast haar naam en Lydia’s naam. ‘Spasibo. Dank je wel.’

‘Maar ik waarschuw je, als hij is vrijgelaten zullen ze hem gaan zoeken, of zijn naam nou op de vergunning staat of niet. Je hebt een uur, misschien minder, voordat anderen deze vergunning teniet zullen doen wanneer ze weten dat hij hier in Petrograd is. Hij heeft voor de tsaar gewerkt en zulk verraad zal niet worden getolereerd.’ Er klonk woede in zijn stem. ‘De dag des oordeels is aangebroken voor mensen als hij, mensen die denken dat ze beschermd worden omdat ze liberaal ingesteld en vakkundig zijn. Alsof zijn intelligentie hem enige bescherming biedt.’

‘Jens heeft voor het Russische volk gewerkt, om de mensen te helpen. En wat gaan jullie bolsjewieken doen, gaan jullie ieder een met een zelfstandig denkend stel hersens vernietigen? Wat voor hoop is er voor Rusland als jullie dat doen?’

‘Rusland heeft nu een grote toekomst voor zich. Eindelijk zonder al die tirannen.’

Valentina pakte Lydia’s hand en trok haar tot dicht bij haar rokken. ‘Ik hoop dat we elkaar niet meer zullen ontmoeten, Arkin.’

‘Neem het kind dan mee en ga ervandoor. Dat is iets waar je goed in bent. Dat heb je in het bos ook heel goed gedaan – je verschuilen van de ene boom naar de andere.’

Ze staarde hem aan. ‘Waar heb je het over?’

Hij glimlachte voldaan. ‘Weet je het zelfs nu nog niet? Ik was in het bos, die dag dat jij ons bij onze voorbereidingen kwam storen. Ik was degene die de bom in jullie huis in Tesovo heeft geplaatst.’

‘Heb ik het goed gedaan, mama?’

‘Je hebt het heel goed gedaan, dotsjenka, mijn dochter.’

‘Zal papa straks boos op me zijn omdat ik die andere meneer papa heb genoemd?’

‘Nee. Hij zal je duizend keer kussen.’

‘Waarom huil je dan?’ Het kleine handje wreef over haar moeders hand. ‘Niet huilen.’

‘Opschieten! We moeten snel zijn. We hebben maar één uur.’ ‘Waarvoor?’

‘Om Petrograd te verlaten.’

Загрузка...