39

Sint-Petersburg


februari 1917

‘Stop eens gauw!’

Valentina schreeuwde deze woorden tegen Jens toen hij de auto door het drukke verkeer op het Sint-Izaäkplein loodste. De regen kletterde omlaag, stuiterde op paraplu’s en op het dak van de auto, plensde in de goten. Wanneer het regende, merkte Valentina op – zelfs na meer dan vijf jaar huwelijk – controleerden Jens’ snelle ogen elke afvoer die ze passeerden om te zien of het water goed doorstroomde.

‘Stop snel,’ zei ze weer. ‘Alsjeblieft.’

‘Wat is er?’

Ze reden terug door de stad na een bezoek met Lydia aan Valentina’s moeder, maar Jens had erop gestaan dat ze vroeg vertrokken omdat hij niet in het donker met vrouw en kind onderweg wilde zijn. Ze kon het hem niet kwalijk nemen. In februari waren de uren daglicht snel voorbij en de stemming in de stad was akelig geworden. Het was bitterkoud en bijna drie jaar oorlog met Duitsland had Rusland vreselijke nederlagen en vernedering gebracht door de incompetentie van de generaals. Er waren stromen gewonde soldaten die naar huis terugkwamen, hongerig en onverzorgd, die in de goot moesten bedelen. Er was een algemene woede jegens de tsaar losgebarsten, deze keer niet alleen met stakingen maar ook met barricades in de straten. Er werden winkels vernield, bakstenen door ramen gegooid en bedrijven werden door brandbommen in de as gelegd.

Dood aan de kapitalisten! was de kreet die door de stad weergalmde.

Alles was op rantsoen. Er was een tekort aan brood – geen chleb om de lege maag van de arbeiders te vullen – geen meel, geen melk, geen boter, geen suiker. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat stonden er in de bittere kou lange rijen voor de bakkerijen en slagerijen.

Valentina kon de haat in de lucht voelen, ze kon het proeven, als zuur op haar tong. Acht miljoen Russische soldaten gesneuveld, gewond of gevangengenomen in de loopgraven, tsarina Alexandra die door de massa als bedrieglijke Duitse hoer werd betiteld, en tsaar Nicolaas die zo weinig van alles begreep dat hij in deze kritieke tijd Petrograd had verlaten om zich in het legerhoofdkwartier te vestigen. Petrograd. Zelfs na drie jaar met die naam lag het Valentina nog niet gemakkelijk in de mond. Het was veranderd van Sint-Petersburg om elke associatie met Duitsland te vermijden. Sinds het begin van de oorlog in 1914, werd alles wat Duits was verfoeid, inclusief de vrouw van de tsaar.

Zodra Jens de auto had stilgezet sprong Valentina eruit en snelde ze het plein over, zodat haar jas door de stromende regen tegen haar benen plakte. Ze rende naar de placati, de mededelingenborden met kranten en affiches die de mensen konden lezen. In dit slechte weer verdrongen zich er niet veel mensen voor, daardoor had ze het gezien.

De rode flits. Het stuk van een oude sjaal zoals Varenka had beloofd als waarschuwing.

Haar hart kromp in haar borst ineen. Ze had zich op dit moment voorbereid – maar nu nog niet, laat het niet nu al zijn. Ze stak haar hand uit en ze zag hoe de regen op haar handschoen spetterde, hoe de wind aan de gescheurde affiches met MACHT AAN HET VOLK! rukte, en hoe er vier kraaien als zwarte heidenen op de koepel van de kathedraal erachter ineengedoken zaten. De lap rode stof was op het mededelingenbord gespijkerd, drijfnat en rafelig, maar hij was er. Wachtend tot zij het zou zien. Ze rukte de lap eraf.

‘Mama, je bent helemaal nat.’

Toen Valentina weer in de auto schoof klopten Lydia’s kleine handen op haar wangen en veegden de regendruppels weg.

‘Wat had dat te betekenen?’ vroeg Jens.

‘Dit is van Varenka.’ Ze hield de rode lap omhoog. Het water droop eruit op haar schoot.

Jens schudde langzaam zijn hoofd. ‘Na vijf jaar niets van haar te hebben gehoord.’

‘Jens, het is een waarschuwing. Ze heeft dit beloofd als teken, wanneer de revolutie ophanden was. Weet je nog wel?’

‘Ja, ik weet het nog.’ Hij staarde grimmig voor zich uit, door de voorruit naar de wazige gestalten die zich door de regen haastten. ‘Lieve god, nu zal het bloedvergieten beginnen.’

‘Wat ben je aan het doen?’ vroeg Jens.

Valentina keek op van haar naaiwerk en glimlachte. Hij lag op zijn knieën op de vloer om met houten blokken een treinstation voor Lydia te bouwen. Ze was vier en haar gezichtje vertoonde rimpels van concentratie toen ze het ene blok op het andere zette in een poging haar vaders techniek te imiteren. Ze droeg een marineblauwe fluwelen jurk met kanten kraag en manchetten, maar ze had de manchetten omhooggeschoven en haar rok in haar onderbroek gestopt omdat die anders steeds in de weg zat. Valentina zuchtte toegeeflijk – haar vuurrode dochter bleek zich anders te ontwikkelen dan zij had gedacht. Geelbruine ogen die alles zagen, en een uitgesproken voorkeur om samen met haar vader met modeltreintjes te spelen in plaats van met het schitterende poppenhuis dat Valentina voor haar laatste verjaardag had gekocht.

‘Valentina,’ – Jens ging op zijn hielen zitten en keek haar aan met één opgetrokken wenkbrauw – ‘het dienstmeisje zorgt voor ons naaiwerk. Wat zit jij dan nu te doen?’

Haar naald bleef halverwege een steek rusten. Ze liet haar stem dalen. ‘Ik ben bezig me voor te bereiden.’

Ze viste een gouden roebel uit haar zak en schoof die in het gedeelte van de zoom dat ze had opengemaakt in de eenvoudige bruine jurk die over haar knieën lag.

Zijn ogen gingen van het naaiwerk naar haar gezicht. Hij slikte. ‘Mijn lieve Valentina, is het echt zover gekomen?’

‘Ja. Ik denk het wel.’

Lydia lachte, kraaide van plezier, en liet haar blokken in de steek. ‘Mag ik ook meespelen, mama?’

Lenin kwam terug. De geweldige Vladimir Iljitsj Lenin zou eindelijk terugkomen uit zijn gedwongen verbanning in Zwitserland. Arkin herkende dit moment voor wat het was: het einde van de Romanovs.

Na vijfhonderd jaren van tirannie was het afgelopen. Nu het volk een boegbeeld zou hebben om zich achter te scharen, kon niets en niemand hen nog tegenhouden. Niet de tsaar. Niet zijn leger. Niet zijn armzalige pogingen om de oproep van het proletariaat het zwijgen op te leggen door de Doema te ontbinden. De lucht spuwde woede. De straten van Petrograd stonden in brand. Niet alleen de winkels en de kapitalistische bedrijven, maar ook de grond onder hun voeten. Die brandde, en schroeide het oude systeem weg, verloste Rusland van onrecht en angst.

Arkin stak een sigaret op, inhaleerde terwijl hij zijn beschadigde knie boog en strekte, en hij keek in zijn kantoor om zich heen. Het was klein, maar hier was alles wat hij nodig had. Affiches aan de muren: ARBEIDERS VERENIG JE! en VICTORIE AAN HET VOLK! Een grote afbeelding van een gebalde vuist en van een boer die op de tweekoppige adelaar van de Romanovs stampte. Een bureau, een telefoon, een kast, een schrijfmachine. En stapels rechthoekige witte kaarten. Honderden. Hij bewaarde namen op kaarten, namen en details.

Boven op de stapel voor hem stond één naam: JENS FRIIS – DEENS INGENIEUR. Hij pakte de kaart met twee vingers op en streek een lucifer af aan de poot van zijn bureau. De vlam schoot omhoog, gretig. Hij hield hem onder de kaart en zag hoe de vlam zijn prooi verslond terwijl deze krulde en knetterde en doofde. Hij liet hem in de metalen afvalbak aan zijn voeten vallen.

Heel binnenkort. Hij veroorloofde zich een strakke glimlach terwijl de vlammen de laatste restanten van de kaart verslonden. Heel binnenkort zou Jens Friis niet meer bestaan.

In de stal stond Jens zijn paard Hero met snelle, boze bewegingen te roskammen. Hij had zojuist gehoord dat generaal Krymov was teruggekeerd van het front in de oorlog tegen Duitsland. Hij had verhalen meegebracht van duizenden doden en een hopeloos slecht uitgerust Russisch leger. De soldaten bezweken van kou en honger en zij die nog leefden marcheerden in laarzen die met touw bijeen werden gehouden, hun voeten rotten weg in de loopgraven. Onvoldoende munitie. Gifgas dat hen blind maakte. Geen eten. Geen dekens. Zonder geloof in hun commandanten maakten wanhoop en ellende dat mannen bij duizenden deserteerden.

‘Wie kan het hun kwalijk nemen?’ mompelde hij, en juist op dat moment hoorde hij voor het huis een rijtuig stilhouden.

‘Die gravin van jou is er,’ riep Liev Popkov met een grijns op zijn gezicht.

‘Ze is niet die gravin van míj, stomkop!’

De grote kozak dook graag af en toe in de stallen op en had veel schik wanneer hij Jens zo kon plagen dat die zijn zelfbeheersing verloor. De dag dat Valentina uit het gezin Ivanov was vertrokken om Jens’ vrouw te worden, was Popkov eveneens weggegaan. Niemand wist precies waar of hoe hij nu woonde, maar hij had in de afgelopen jaren een flinke zwarte baard laten groeien en hij genoot zichtbaar van zijn nieuwe vrijheid. Als Valentina ’s avonds een nieuw pianowerk zat in te studeren voor een concert, was ze graag alleen, om zich te kunnen concentreren. Dus ging Jens vaak even naar buiten om bij Hero te kijken en een sigaret onder de sterren te roken. Vaker wel dan niet kwam Popkov dan opdagen, met een spel kaarten en een fles wodka.

Slechts één keer raakten ze slaags, en dat was vanwege Valentina. Het gebeurde vorig jaar, vlak voor Kerstmis, de avond dat Raspoetin was vermoord en in de rivier gesmeten. Popkov had haar willen vertellen dat hij had gehoord dat Viktor Arkin weer in Petrograd was opgedoken. Jens had nee tegen hem gezegd – hij mocht het haar onder geen beding vertellen. Ze hadden ruzie gekregen. Uiteindelijk had Jens de enige taal gebruikt die tot die koppige hersens leek door te dringen en hij had Popkov tegen de grond geslagen. Ze waren met elkaar op de vuist gegaan.

‘Wat is jou in hemelsnaam overkomen?’ had Valentina verschrikt gevraagd toen hij ten slotte weer het huis was binnengegaan.

‘Popkov is me overkomen,’ had hij gegromd.

Ze had het uitgeschaterd en geen enkel medelijden getoond terwijl ze zijn wonden schoonmaakte. ‘Je zult waarschijnlijk hondsdolheid van hem oplopen,’ had ze geplaagd.

Maar op dit moment was hij echt niet in de stemming voor een bezoek van gravin Serova. Ze was nooit eerder naar zijn huis gekomen, dus waarom nu wel? Hij gaf Hero een emmer schoon water, en toen hij opkeek zag hij tot zijn verbazing niet de gravin maar de jonge Aleksej, haar zoon, bedremmeld in de ingang van de stal staan.

‘Aleksej! Dobroje oetro, goedemorgen. Kom binnen. Is je moeder er ook?’

De jongen stapte gretig naar voren. Hero hief zijn hoofd op en hinnikte zacht ter begroeting. De jongen was lang geworden, zijn ledematen waren slungelig en ze verkeerden in het stadium dat hij ze nog niet volledig onder controle had. Twaalf jaar oud, en met een heldere, directe manier van onderzoekend de wereld in kijken met die rustige groene ogen van hem.

‘Ze zit in het rijtuig. Oom Jens, ik ben gekomen om afscheid te nemen. We gaan weg uit Petrograd, mama en ik, en ik wilde u nog even zien.’ Hij haalde verlegen zijn schouders op.

‘Weg uit Petrograd?’

‘Mama zegt dat het hier niet veilig is.’

‘Waar gaan jullie naartoe?’

‘Naar Parijs.’

Jens voelde een steek van verdriet in zijn borst. Hij wilde de jongen niet kwijtraken. Hij legde een hand op de jonge schouder, voelde de spanning erin. ‘Ik zal je missen, Aleksej. Ik zal onze ritten in het bos missen.’

De jongen knikte, met een snel, ongelukkig gebaar. ‘Ik wil niet weg.’

‘Je moeder heeft gelijk, het is hier niet veilig.’

‘En u dan? U gaat niet weg.’

Jens glimlachte. ‘De socialisten zullen mij met rust laten. Ik ben een Deen, dus maak je geen zorgen, ik loop geen gevaar.’

Aleksej richtte zijn ogen op Jens. ‘Weet u het zeker?’ ‘Heel zeker,’ loog Jens.

De jongen keek opgelucht.

‘Bovendien,’ ging Jens verder, ‘zal ik moeten blijven om voor de zonen van Attila te zorgen.’ Er zwierven nog steeds twee nazaten van de witte muis door het muizenpaleis, tot grote pret van Lydia.

Aleksej schuifelde met zijn voeten.

‘Wat is er?’ vroeg Jens vriendelijk.

‘Ik heb dit voor u meegebracht.’ De jongen stak een bruine papieren zak uit en bloosde ongemakkelijk.

Jens pakte de zak aan en floot toen zacht van verbazing. Erin lagen een diamanten armband en een stel gouden oorbellen. ‘Ik weet niet zeker of die me zullen staan,’ zei hij.

‘Nee.’ Aleksejs wangen waren vuurrood. ‘Ze zijn niet voor u bedoeld om te…’ Toen zag hij Jens’ plagerige gezicht en hij lachte. Hij keek snel in de stal om zich heen of er luistervinken waren, maar er was niemand. Popkov was verdwenen. ‘Mama heeft al haar juwelen uit de kluis gehaald en ze is bezig die in te pakken, verspreid tussen haar kleren en zelfs in haar potten crème.’

‘Echt?’

‘Ja. Ze zegt dat ze zullen proberen die te stelen.’

‘Je mama heeft waarschijnlijk gelijk.’

‘Ze heeft deze eruit gelaten omdat ze al zoveel heeft, en ze zegt dat deze bijna waardeloos zijn.’ Hij keek naar de papieren zak. ‘Ik vind niet dat ze er waardeloos uitzien.’

‘Nee, Aleksej, je hebt gelijk. Maar je mama heeft sieraden van zo grote waarde dat deze waarschijnlijk weinig voor haar betekenen.’

‘Daarom wil ik dat u ze neemt. Verstop ze. Voor het geval dat u…’ Hij haalde zijn magere schouders weer op.

‘Dank je, Aleksej.’ Jens was ontroerd en hij omhelsde de jongen stevig. ‘Ik zal je heel erg missen.’ Hij deed een stap naar achteren en hield hem op een armlengte afstand, onder de indruk van de rustige waardigheid van deze jongeman. ‘Zorg ervoor dat je blijft rijden, hè?’

‘Ja.’ De jongen knipperde heftig met zijn ogen. ‘Dank u wel, oom Jens, voor…’

Jens woelde door zijn haar. ‘Ga jij Hero maar gedag zeggen terwijl ik even met je moeder praat.’ Hij liep snel naar het rijtuig. Ze zat binnen, gekleed in het groen, met een treurige en ernstige blik in haar ogen.

‘Dus je gaat Rusland verlaten?’

‘Ja.’

‘Voor Parijs.’

Ze glimlachte naar hem en schudde haar hoofd. ‘Dat zeg ik tegen iedereen. Maar in werkelijkheid gaan we naar het oosten.’

‘Dat is een lange reis.’

‘Maar veel veiliger dan te proberen in het westen om het oorlogsfront heen te komen.’

‘Het is nu nergens veilig. Wees voorzichtig.’

Ze stak een hand uit en pakte zijn hand die op het portier van het rijtuig leunde. ‘Luister goed, Jens. Ik heb gehoord dat er onder de adel een samenzwering is om tsaar Nicolaas af te zetten.’

‘Grote hemel, hebben ze eindelijk hun verstand gekregen?’

‘Nee. Er zijn zes groothertogen die hebben samengespannen met prins Lvov uit de Doema om de troon aan te bieden aan groothertog Nikolas Nikolajevitsj.’

‘Om de ene Romanov te verruilen voor de andere! Ze zijn niet goed wijs. Premier Golitsyn is veel te zwak om voor hen de orde te bewaren. Begrijpen ze dan niet dat het te laat is?’

‘Nee Jens, ze zijn dol op hun land. Ze willen het niet opgeven en ze weten dat ze onmiddellijk zouden moeten vertrekken als de Romanovs de troon zouden verliezen.’

‘Jij houdt ook van Rusland, maar je gaat toch.’

Haar blik ging van hem naar de stallen aan de zijkant van het huis, waar Aleksej zojuist tevoorschijn was gekomen en naar hen toe holde. ‘Ik heb tegen je gelogen, Jens. Toen ik je vertelde dat zijn echte vader een dode legerofficier was.’ Ze liet haar stem dalen en fluisterde: ‘Zijn vader is een Romanov. Als dit ooit uit zou komen, zou Aleksej in groot gevaar verkeren.’ Ze huiverde. ‘Daarom gaan we weg.’

Jens draaide zich om, greep de jongen bij de arm en liep haastig met hem naar het rijtuig. Hij smeet het portier dicht. ‘Ga snel,’ drong hij aan. ‘Ga vandaag nog.’

‘Morgen,’ zei de gravin zacht.

‘Ik zal morgenochtend afscheid komen nemen,’ beloofde Jens.

De jongen glimlachte naar hem. ‘Misschien kunnen we dan nog een laatste rit maken.’

Die dag was het begin van het einde. Valentina werd vroeg wakker, ongemakkelijk, te rusteloos om nog te kunnen slapen. Ze kon de stad moeizaam horen ademen, zelfs in hun rustige, lommerrijke laan. Haar botten deden pijn van de spanning, alsof ze te snel en te ver had moeten hollen. Overal waren verhalen van arbeiders die zich tegen hun bazen keerden, van arbeiders bij de posterijen die een man hadden doodgeschopt die ze tien jaar lang hadden gehoorzaamd, van een echtpaar dat een juwelierswinkel had en nu door hun personeel op straat was gezet. Ze was bang om Jens. Ze had visioenen van ondergrondse arbeiders die als blinde mollen uit hun tunnels omhoog kropen om hun direktor in zijn armzalige kantoor te mishandelen.

Instinctief streelde haar hand hem naast zich, om zich ervan te vergewissen dat hij heel en veilig was, en hij trok haar onmiddellijk boven op zich. Ze bedreef woest de liefde met hem, waarbij ze haar merktekens op hem achterliet, knijpplekjes op zijn borst en de smaak van bloed in haar mond toen ze haar tanden in zijn onderlip zette. Vandaag had ze meer van hem nodig, meer dan alleen zijn spieren en huid en zijn harde stoten binnen in haar. Ze had behoefte aan het bloed uit zijn aderen. Ze had behoefte aan het kloppen van zijn hart. En toen ze ten slotte uitgeput in zijn armen lag, met haar haar in een massa verwarde krullen op zijn huid, kwam hij op één elleboog omhoog en keek op haar neer.

‘Je schijnt vanmorgen honger te hebben,’ lachte hij.

Ze ging zitten, stopte haar benen onder zich. ‘Ga niet naar je werk, Jens. Vandaag niet.’

‘Waarom vandaag niet?’

‘Ik heb er een slecht gevoel over. Blijf vandaag thuis.’

‘Ik moet wel, liefste. Ik moet afscheid nemen van Aleksej. En er zijn op dit moment grote problemen.’

‘Met de arbeiders?’

‘Nee, hoewel het waar is dat de vakbonden hun eisen in mijn oren staan te schreeuwen. Nee, het gaat om de oude houten waterleidingen. Die beginnen te rotten. Op sommige plaatsen is het water verontreinigd en er is weer tyfus uitgebroken. Ik heb bekend laten maken dat de mensen het niet meer moeten drinken. Maar wat kunnen ze anders doen?’ Hij slingerde zijn benen uit het bed, met zijn gedachten al bij het werk van die dag.

Haar kans was verkeken.

Jens ging niet met Aleksej rijden. Hoewel het nog vroeg was, stond tegen de tijd dat hij het grote huis van Serov bereikte het rijtuig van de gravin al gepakt klaar voor de deur en Aleksej zat op de stoep. Hij sprong overeind toen hij Jens op Hero zag, maar hun afscheid was kort.

De gravin was boos. ‘Hij wilde niet in het rijtuig stappen voordat hij afscheid had genomen van jou.’

Jens schudde de hand van de jongen, een officiële erkenning dat hij nu volwassen was. ‘Zorg goed voor je moeder, wil je? Schrijf me. Om te vertellen wat je hebt besloten met je leven te doen.’

‘Dat heb ik al besloten. Ik ga in het leger.’

Jens voelde een diepe teleurstelling. ‘Dat duurt nog even. Veel succes met je nieuwe leven. We zullen elkaar terugzien, dat weet ik zeker, als al deze narigheid voorbij is.’

De jongen bedwong zijn tranen. ‘Dat zou ik fijn vinden.’

Jens omhelsde hem stevig, kuste zijn moeders wang en beloofde ervoor te zorgen dat Aleksejs paard een goed onderkomen zou vinden. Daarna reden ze weg in het zwarte rijtuig waarvan het gouden wapen van het portier was verwijderd. Jens keek het na tot het uit het zicht was verdwenen en hij kon zijn woede niet bedwingen over een natie die zulke prima jonge mensen van haar grondgebied verdreef. Hij voelde het gemis van Aleksej hevig en hij slingerde zich in het zadel en dreef Hero in een snelle draf over de oprijlaan van grind. Buiten het hek stond een lelijk, vals kijkend paard te wachten, en op zijn rug zat Popkov, die als een luie beer in zijn baard krabde.

‘Wat doe jij in godsnaam hier?’ wilde Jens weten.

‘Je vrouw heeft me gestuurd.’

‘Waarom?’

‘Om jou te beschermen.’ Hij grijnsde zuur.

‘Je kunt de pot op.’ Jens dreef zijn paard in galop.

Tachtigduizend arbeiders legden die dag in Petrograd hun werk neer en gingen in staking. Er waren relletjes op Vasiljevski-eiland, en gewelddadige demonstraties in de straten van de stad.

Er stegen rookpluimen op in de lucht als vingers van haat, terwijl de treinen en het transport en de productielijnen werden lamgelegd. Winkels en fabrieken timmerden hun deuren en ramen dicht terwijl de arbeiders met spandoeken de straat op gingen. Jens reed door het hart van Petrograd en hij kon het ruiken. De vijandigheid en de anarchie, de begeerte om te vernielen, brand te stichten, te breken, omver te schoppen en te verscheuren.

Auto’s lagen op hun kant met kapotgeslagen spatborden en ruiten; winkeldeuren bungelden aan kapotte scharnieren en de inventaris werd in de goot gesmeten, waar alles werd geplunderd. Kratten wodka uit de drankwinkels dreven de woede van de demonstranten op, zodat mannen met rode armbanden en bloeddoorlopen ogen Hero’s teugels vastgrepen en vergeefs probeerden de ruiter uit het zadel te trekken. Jens onderging een overweldigend gevoel van treurigheid. Dit was het land dat hij liefhad, en het sneed zijn eigen aderen open, tot het levensbloed de straten glad en slijmerig maakte van verdriet. Zo’n duizend rijke families hadden dit enorme land honderden jaren in hun hand gehouden, maar ze hadden het volledig uitgeknepen. Nu zou heel Rusland de prijs moeten betalen.

Jens reed naar zijn kantoor, vol afschuw toen hij zag dat fabriek na fabriek werd geplunderd. Er zou voor zijn arbeiders niet veel nodig zijn om een tunneldak te laten instorten. Overal waren arbeiders door het dolle heen geraakt en ze verwoestten machines en haalden het glas uit ramen. En terwijl hij reed, hoorde hij voortdurend het paard van Popkov achter zich.

‘Ga naar huis,’ schreeuwde Jens.

Maar het paard bleef hem volgen als een hardnekkige schaduw. Toen hij Lizjkovskaja Oelitsa insloeg, was het alsof hij op een bakstenen muur stootte. De straat was vol mannen die rode linten op hun borst droegen en ijzeren staven in hun handen. Het was de Raspov-gieterij, waarvan de stakers de straat op gingen met kreten als Vecht voor gerechtigheid! en Dood aan de onderdrukkers! Onder hem stapte Hero opzij, nerveus door de geur van haat in de smalle straat. Jens klopte het dier op de hals, voelde het vettige zweet, en maakte aanstalten om hem te wenden in de richting waar ze vandaan waren gekomen. Maar op dat moment begon het geschreeuw. Een aantal vuurrode capes trok zijn aandacht, met het blinken van sabels die door de lucht kliefden. Er was het gehinnik van paarden en het gekletter van hoeven. Jens kreeg een zwart en verstikkend gevoel van naderend onheil – het leger was erop afgestuurd. Dus de tsaar had besloten niet te onderhandelen. Er klonk het geluid van geweerschoten. Overal ontstond paniek en angst toen de straat in beweging kwam, met mensen die probeerden voor de sabels te vluchten maar geen ruimte konden vinden. Jens zag een kleine jongen struikelen en onder de voet worden gelopen. Hij dreef Hero voorwaarts, zodat hij met de brede borst van het paard een weg baande en de jongen wat lucht bood om overeind te krabbelen.

Hij hoorde Popkov een waarschuwende brul slaken en hij draaide zich razendsnel om. Net op tijd dook hij weg voor het zwaard dat op zijn hoofd was gericht toen de huzaren zich te paard een weg hakten door de menigte, zodat het bloed de kling van hun sabel kleurde. Jens zag dat Popkov tegen een muur in het nauw werd gedreven, nog steeds op zijn paard maar met zijn arm doorweekt van het bloed en een blonde kapitein die zijn sabel hief om een tweede keer te slaan. De kapitein was Tsjernov. Jens dreef Hero pijlsnel voorwaarts en verjoeg links en rechts stakers terwijl hij het hoofd van het paard op het allerlaatste moment in Tsjernovs zwarte hengst wist te drijven. De boog van de sabel verschoof iets. Net genoeg. In plaats van Popkov de keel af te snijden gleed het lemmet met zoveel kracht over zijn gezicht dat zijn hoofd erdoor van zijn romp zou zijn gerukt.

Jens’ hart bonsde in zijn oren, en met een intense woede liet hij zijn vuist met geweld op de borst van de kapitein neerkomen, zodat deze een paar ribben brak en uit het zadel tuimelde. Popkov was naar voren in elkaar gezakt, en het bloed stroomde langs de hals van zijn paard, maar Jens wist hem met één hand in evenwicht te houden in het zadel en greep met de andere de losse teugels. Zijn eigen paard behoefde geen aansporing. Met behulp van de kracht van het dier baande Jens zich een weg door de stakers, die probeerden stand te houden en te vechten. IJzeren staven tegen sabels en geweren vormden een ongelijke strijd, maar ze waren in de meerderheid. Meer en meer zadels raakten leeg.

In een zijstraat steeg Jens snel af en pakte Popkov bij de schouder. Die huiverde. Hij leefde nog, goddank. Voorzichtig tilde hij het hoofd van de kozak van het paard. Allejezus, het was één bloederige massa. Woede en verdriet verscheurden zijn borst, maar toch waren zijn handen kalm toen hij zijn sjaal afdeed en stevig om Popkovs hoofd bond, met vrijlaten van slechts het ene goede oog. Dat oog, klein en zwart, probeerde zich te richten, en de zware gestalte van Popkov wankelde op de rug van zijn paard. Hij was nauwelijks bij bewustzijn.

‘Hou vol, Popkov,’ zei Jens resoluut. ‘Ik zal zorgen dat je thuiskomt.’

Hij maakte zijn riem los en bond de polsen van de kozak rond de hals van het paard, daarna sprong hij in Hero’s zadel met Popkovs teugels in zijn handen.

‘Je loopt me alweer voor de voeten, Friis.’

Jens keek op. Midden op de straat stond een man met een hard gezicht, gekleed in een lange jas, geweer in de hand, een klein leger mannen achter zich. Ze droegen allemaal een rode band om hun arm.

‘Opzij, Arkin.’ Jens had geen tijd om met die klootzak te redetwisten. Hij begon verder te rijden, terwijl hij Popkovs paard achter zich meevoerde.

Opeens klonken er geweerschoten, als de donder, in de smalle straat. Het was het enige geluid dat Jens hoorde, geen gehinnik, geen gil van pijn. Hero beefde slechts en zakte toen zwijgend onder hem in elkaar, eerst de voorbenen en daarna, na een korte worsteling, de achterbenen.

‘Nee, nee, nee!’ brulde Jens toen hij uit het zadel sprong voordat het de grond raakte. Hij knielde bij het hoofd van zijn paard, nam de lange neus in de holte van zijn elleboog, maar de donkere ogen waren al dof, de adem was uit de brede neusgaten verdwenen. ‘Nee!’ brulde Jens, en hij sprong overeind en stortte zich op Arkin.

‘Ik heb erg naar dit moment uitgekeken,’ zei Arkin met een vreemde trek rond zijn mond, en hij sloeg met de kolf van zijn geweer tegen Jens’ hoofd.

Загрузка...