9

Jens hield niet van dansen. Hij was naar dit verdomde bal gekomen om minister Davidov te pakken te krijgen, om geen enkele andere reden, maar tot dusver viel hij nergens te bekennen. Hij bleef een tijdje in de weelderige antichambres van het Anitsjkovpaleis, maar de marmeren zuilen en het overdadig vergulde lijstwerk waren niet echt ontspannend, dus vertrok hij naar een salon waar een kaartspel gaande was.

Na een uur volstond hij met het incasseren van een handvol roebels en wat promesses. Hij hield van gokken, maar het was iets waar hij voorzichtig mee was. Hij had gezien wat dat bij een man kon aanrichten. Hij had aan een kaarttafel gezeten met een speler die halverwege een spel een revolver tegen zijn slaap had gezet om zichzelf overhoop te schieten. En op het perron van een station had hij een keer een oude vriend omhelsd die voor tien jaar naar Siberië werd gestuurd omdat hij deel had gehad aan een samenzwering – de man had alles op het spel gezet bij een intrige aan het hof om groothertog Vladimir uit de legerleiding te wippen. Hij had gegokt en verloren.

Ja, Jens gokte graag, maar hij koos er het juiste moment voor. Vanavond was zo’n avond.

‘Friis, ik had niet verwacht je hier te zullen aantreffen.’

Jens was verbaasd dat Davidov hem in de menigte had opgespoord, maar het maakte de eerste stap veel gemakkelijker.

‘Goedenavond, dobri vetsjer, excellentie.’

Ze begroetten elkaar met een formele hoofdknik, niet echt een buiging maar iets wat erbij in de buurt kwam. De minister was een zwaarmoedige man met borstelige wenkbrauwen die tot over zijn ogen omlaag schoven, en na de aanvaring bij de bespreking over de financiering van de tunnel was er iets koels in zijn manier van doen geslopen. Hij droeg een elegant rokkostuum met een stijf wit vest en witte boord, maar hij had de blik van een man die met zijn hoofd bij andere dingen is dan bij het zich amuseren. Toch waren zijn wangen blozend in plaats van het gebruikelijke asgrauw, en Jens vroeg zich af hoeveel goede Franse cognac hij al had genuttigd.

‘Goedenavond, mevrouw.’

Jens boog zich over de hand van de vrouw van Andrej Davidov, een kleine vrouw van middelbare leeftijd in een knalpaarse avondjurk. Ze glimlachte veel, alsof ze het ernstige gezicht van haar man wilde compenseren.

‘Wat een heerlijke avond,’ zei ze stralend. ‘Lieve help, wat is het toch leuk als jullie heren er zo geweldig uitzien.’

Het wemelde er van de militairen in gala-uniform. Er stapten ingewikkelde tressen en kleurige schouderstrepen door de deftige zalen toen jonge soldaten wedijverden om het gewapper van de waaier van een van de jongedames aan te trekken. Bij sociale evenementen in Sint-Petersburg domineerden de legerofficieren altijd, schitterend in hun witte of blauwe of vuurrode uniform, waarbij de huzaren altijd het imposantst en het arrogantst waren. Het was het leger dat Rusland sterk had gemaakt, en dat lieten ze Sint-Petersburg nooit vergeten.

De ceremoniemeester, met een witte gepoederde pruik en een strakke rode kniebroek, tikte drie keer met zijn gouden staf op de marmeren trap om de zoveelste gast aan te kondigen.

‘Danst u?’ vroeg mevrouw Davidova aan Jens, met haar hoofd scheef als een hoopvolle mus.

Jens voelde de moed in zijn schoenen zinken. Hij keek even naar Davidov. ‘Ga je gang,’ drong de minister aan. ‘Ik ben niet zo’n danser.’

‘Het zou me een grote eer zijn, mevrouw,’ antwoordde Jens met een galante buiging. Toen hij zijn arm aanbod om haar naar de dansvloer te leiden, zei hij terloops over zijn schouder: ‘Minister Davidov, ik wil u straks graag even spreken, als dat schikt.’

Davidov kneep zijn ogen samen, maar zijn vrouw kwetterde: ‘Uiteraard schikt dat, hè Andrej?’

Jens keek zijn danspartner met nieuw ontzag aan. Hij glimlachte. Zij glimlachte terug.

Ze dansten een mazurka. Het was zo’n energieke dans die hem de rillingen bezorgde, met een groep van acht paren die ingewikkeld door elkaar bewogen. Het vinden van het juiste pad tussen de glijdende stappen was erger dan met zijn paard in het donker de weg in het bos zoeken.

Hij concentreerde zich zo hevig op het snelle tempo dat hij bijna het paar donkerbruine ogen miste dat hem aanstaarde vanaf de andere kant van de zaal. Hij struikelde. Verontschuldigde zich bij zijn partner. Maar toen hij omkeek waren de donkere ogen verdwenen. Hij herinnerde zich een opvallende impressie van een lange, blanke hals, een verfijnde kaaklijn en een witte jurk met lange, witte handschoenen. Ze waren in de volle balzaal verdwenen, maar hij had die ogen herkend. En hij was van plan ze terug te vinden.

‘Je kunt je de moeite besparen, Friis.’

‘Minister Davidov, ik stel voor dat u luistert naar wat ik te zeggen heb.’

‘Meer geld. Dat is alles wat je wilt. Méer fondsen voor die verdomde riolering.’

Jens glimlachte gespannen. ‘Ik ben hier niet om over riolering te praten.’

‘Waarover dan wel?’

‘Over grond.’

De minister zette zijn smalle borst uit. ‘Ik luister.’

‘De bevolking van Petersburg neemt snel toe, zoals we allebei weten. Met als gevolg een ernstig tekort aan huizen. Dus stijgt de prijs van een huis of een appartement in de stad exorbitant.’

‘Daar ben ik me van bewust.’

‘Toch zijn er veel lege plekken. Restjes braakliggend land in de armere wijken en aan de rand van de stad, die voor een paar honderd roebel te bemachtigen zijn. Maar niemand wil ze.’

‘Omdat ze in de achterbuurten liggen, verdomme.’ Davidov blies luidruchtig een pluim sigarenrook uit. ‘Als jij met tien andere gezinnen in een smerig krot wilt wonen, moet je dat doen. Maar verwacht niet van anderen dat ze je zullen volgen.’ Hij begon weg te lopen.

‘Sommige van die gebieden zullen niet veel langer nog achterbuurten zijn.’

De minister bleef staan. Draaide zich om. En Jens begreep dat hij hem had.

‘Mensen hebben altijd huizen nodig. Maar op dit moment willen de welgestelden alleen daar wonen waar winkels, restaurants en, nog belangrijker,’ – hij zweeg, liet Davidov wachten – ‘moderne hygiënische rioleringen en waterleidingen zijn.’

Hij zag de wenkbrauwen van de minister omhooggaan. ‘Ga door.’

‘Moderne keukens. Moderne badkamers. Die worden mogelijk gemaakt door de tunnels die ik onder de stad bouw. En het betekent dat een lap grond die de ene dag niets waard is, de volgende dag een fortuin waard kan zijn.’

Davidovs dunne lippen strekten zich tot iets wat als glimlach was bedoeld. ‘Je hebt gelijk.’ Hij trok peinzend aan zijn sigaar. ‘Verdomme, je hebt gelijk.’

‘Wie is de persoon,’ vroeg Jens zacht, ‘die bepaalt welke tunnels er in welk gebied worden gegraven? Wie is de persoon die weet welke lappen grond daardoor in waarde zullen stijgen?’

‘Dat ben jij,’ zei de minister op hese fluistertoon. ‘Klootzak.’

Jens vond haar.

De kroonluchters in de balzaal fonkelden in de hoge spiegels, veranderden ze in gouden werelden. De meisjes die hun eerste seizoen in de society van Sint-Petersburg hadden, waren in het wit gekleed. Als lelies, broos en ongerept. Ze stonden in kleine groepjes bij elkaar, met een voorzichtige glimlach. Ze friemelden nerveus aan hun lange witte handschoenen en staarden met hulpeloze ogen naar de jonge kerels die zich voor hen uitsloofden. De meisjes wier balboekje nog niet gevuld was met de namen van kapiteins en luitenants stonden dicht bij de ramen en waaierden zich loom toe, alsof het te warm was om te dansen.

Jens stak een Turkse sigaret op, leunde met een elleboog op een bronzen beeld van een halfnaakte speerwerper en keek naar haar. Ze danste. Het orkest ging van mazurka naar polka naar polonaise, en zij ging zonder pauze van blauw naar rood naar groen uniform. Hij zag dat ze nooit twee keer met dezelfde man danste. Ze bewoog zich goed, dat was het eerste wat hem opviel. De sierlijke houding van haar hoofd en schouders, niet stijf rechtop zoals sommige meisjes, maar in een soepele beweging op het ritme van de muziek. Haar ruggengraat deed hem denken aan die van een lenige jonge kat, glad en soepel, haar voeten waren mooi en licht.

‘Ik zal je voorstellen als je dat wilt. Ik ken haar moeder.’

‘Mevrouw Davidova,’ zei hij toen ze weer naast hem opdook, ‘wat een genoegen u weer te zien.’

‘Je stond naar haar te staren.’ Ze tikte hem venijnig met het ivoren handvat van haar waaier op de arm. ‘Ze is te jong voor jou. Ik heb me laten vertellen dat jouw smaak meer naar oudere vrouwen uitgaat.’

Hij keek haar doordringend aan, schoof haar arm door de zijne en leidde haar voor een wals naar de dansvloer. ‘U danst goed,’ zei hij toen ze door de zaal zweefden.

Er steeg een blos van blijdschap op naar haar wangen, via de zware ketting van parels en amethisten om haar hals. Haar vogeloogjes twinkelden naar hem op. ‘Ze ziet er niet gelukkig uit.’

‘Dat was me nog niet opgevallen.’

‘Leugenaar! Vraag haar eens ten dans.’

Hij merkte dat hij deze vrouw graag mocht. En ze had gelijk: het gezicht van het meisje vertoonde een ernstige trek die van partner tot partner nauwelijks varieerde. Ze leek te luisteren naar wat ze te zeggen hadden, maar ze voegde zelf weinig aan de conversatie toe. Slechts af en toe keek ze met haar grote bruine ogen even omhoog, plotseling belangstellend, alsof ze iets hadden gezegd wat haar belangstelling had gewekt. Jens merkte dat hij zich onwillekeurig afvroeg wat voor opmerking haar belangstelling zou wekken.

‘Volgens mij wordt het tijd om hen te onderbreken,’ zei hij zacht tegen mevrouw Davidova, ‘als u zeker weet dat u er geen bezwaar tegen heeft.’

‘Helemaal niet. Het is eeuwen geleden dat ik het genoegen heb gehad met een knappe jonge officier te mogen walsen.’ Ze wapperde vol verwachting met haar wimpers naar hem, zodat hij in de lach schoot.

Hij leidde haar naar waar het meisje in de armen van een luitenant bewoog, en mevrouw Davidova begon onmiddellijk met voorstellen.

‘Mijn lieve meisje, dit is Jens Friis.’ Mevrouw Davidova keek Jens geamuseerd aan. ‘Valentina is de dochter van mijn goede vriendin Jelizaveta Ivanova. Jullie twee hebben veel gemeen, geloof ik. Jullie zijn allebei enthousiaste’ – ze aarzelde slechts een onderdeel van een seconde, en knikte even als een kleine mus – ‘bewonderaars van de sterrenhemel.’

Jens knipperde niet eens met zijn ogen.

‘Het is zeldzaam,’ zei hij met een galante buiging naar Valentina, ‘om een mede-enthousiasteling te vinden. Mag ik u een moment onderbreken? Om over sterren te praten, zoals u zult begrijpen.’

‘Nou nee, ik wilde eigenlijk…’ De jonge luitenant begon te weigeren, maar hij was geen partij voor mevrouw Davidova.

‘Erg leuk om met u te dansen.’ Ze stortte zich in zijn armen met de snelheid van een militaire aanval.

Er zat voor de luitenant niets anders op dan zijn partner te laten gaan. Jens stapte ertussen en voerde Valentina weg. Haar donkerbruine ogen schitterden van vrolijkheid en haar lippen welfden zich tot een verrukkelijke glimlach terwijl ze moeite had om zich te beheersen. Ze was zo licht in zijn armen dat het leek alsof hij sterrenstof vasthield.

‘Sterren?’ vroeg Valentina.

‘Ja. De Gordel van Orion. De Grote Beer. De Poolster.’

Even bleef het stil.

‘Is dat alles?’ vroeg ze.

‘Wil je nog meer? Je hebt ook nog de Reuzenhamer en Astralis Gigantis… Zo zou ik door kunnen gaan. Heel indrukwekkend allemaal.’

‘Hoe kom je er zo bij dat ik geïnteresseerd ben in sterren?’

Hij glimlachte plagerig, zich bewust van haar blik die op hem gericht was, met één wenkbrauw opgetrokken tot een delicate boog. ‘Ik wilde je iets vragen. Hoe moest ik me anders een weg banen door dit woud aan uniformen om je heen?’

Ze keek hem quasifronsend aan. ‘Zeg eens wat je wilde vragen?’

Hij werd serieus. ‘Waarom was je boos op me? Bij het concert, bedoel ik. Je keek me zo kwaad aan alsof ik de duivel op mijn schouder had zitten.’

Ze wierp haar hoofd achterover in een lach die zo ontspannen en natuurlijk klonk in deze onnatuurlijke wereld van juwelen en korsetten en stijve krulletjes, dat hij er volledig door werd verrast. Het was een heerlijk geluid. Vol en aanstekelijk. Hij draaide haar in een snelle bocht over de dansvloer. Van zo dichtbij kon hij zien dat haar ogen niet alleen bruin waren als ze lachte, maar goud en bruin, alsof degene die ze had geschilderd het penseel even in de verkeerde kleur had gedoopt. Zijn blik gleed naar de roomkleurige gladheid van haar hals.

‘Het had niets te betekenen,’ glimlachte ze. ‘Ik gedroeg me gewoon als een dwaas schoolmeisje.’

‘En nu?’

‘Nu ben ik niet meer boos op je. En ik ben ook geen schoolmeisje meer.’

‘Wat ben je nu dan wel? Een van de debutantes van dit seizoen, die hier aan het hof een man proberen te…’

‘Ik ben hier omdat mijn ouders me hebben opgedragen hierheen te gaan.’

‘Juist ja.’

Hij kon de plotselinge hitte in haar voelen, hoewel ze in haar gezicht elk spoor ervan wist te verbergen. Maar haar vingers die in de zijne lagen, verrieden haar. Hij liet haar rustig dansen, zonder verder nog vragen te stellen. Ze leek diep in de muziek op te gaan, te zweven op een manier die hij nooit eerder bij een danspartner had meegemaakt, alsof de muziek belangrijker was dan het gesprek. Hij voerde haar weg van het gedrang van zwierende lichamen, naar de deur van de balzaal, en zodra ze zag dat die binnen bereik was hoorde hij haar diep ademhalen, voelde hij dat haar ribben zich uitzetten onder zijn hand op haar rug. Hij voelde een wezen dat de vrijheid ruikt.

‘Stel je het op prijs als ik je de Astralis Gigantis laat zien?’ vroeg hij met een uitgestreken gezicht. ‘Een ster die nog niet veel mensen ooit hebben gezien, geloof ik.’

‘Dat lijkt me heel interessant.’

Hij bespeurde de ondertoon van spot.

Ze draaide zich snel om om door de dubbele deuren naar de buffetzaal erachter te gaan, en terwijl ze dit deed rook hij de geur van haar haar. De prachtige donkere golven die hij op de school had gezien waren opgestoken in een ingewikkeld kapsel hoog op haar achterhoofd, waardoor haar jukbeenderen en haar lange hals werden benadrukt. Maar hij vond deze stijl niet mooi. Het mocht dan modieus zijn, maar hij vond het te stijf, het beroofde haar van iets. Toen ze voor hem uit naar binnen liep – een kleine gestalte in haar witzijden baljurk die strak om haar smalle middel zat, voelde hij een sterke aandrang om de grote parelmoeren haarkam uit haar kapsel te trekken en de dikke krullen te bevrijden. Alsof hij háár zou bevrijden. Hij voelde een behoefte om haar te bevrijden van dat wat maakte dat zij zich zo inhield.

Hij loodste haar naar een van de hoge ramen die van vloer tot plafond reikten, en waren versierd met gedrapeerde goudfluwelen gordijnen en zijden bloemen. Valentina leunde ertegenaan alsof de nacht buiten iets bevatte wat zij begeerde.

‘Welke ster is die Astralis Gigantis van jou?’ vroeg ze zacht.

‘Hij is daar ergens boven, dat beloof ik je, en hij wacht slechts om te worden gevonden.’

‘Ik hoop het. Ik wil graag denken dat er meer zijn om te ontdekken.’

‘Er valt altijd meer te ontdekken, Valentina.’

Ze gaf geen commentaar maar deinde wat op de verre muziek en haar spiegelbeeld leek heel klein te midden van de donkere schaduwen buiten.

‘Kan ik misschien iets te drinken krijgen?’ vroeg ze.

Dus worstelde hij zich naar het buffet, maar toen hij terugkwam met een glas limoenlimonade in de ene hand en een flink glas cognac in de andere, was het te laat. De uniformen verdrongen zich al weer rond haar, als een zwerm bijen. Hij kon hun hongerige gezoem horen. Hij baande zich een weg naar waar een lange, blonde kapitein der huzaren, in een rood uniform, haar balboekje in zijn vingers hield en verhit stond te praten. Jens wierp één blik op Valentina’s gezicht en zag de benauwde blik in haar ogen. Hij zette de glazen op een tafel, plukte het boekje uit de vingers van de kapitein, scheurde het doormidden en legde de twee stukken met een korte buiging weer in de hand van de man.

‘Neemt u ons niet kwalijk,’ zei hij, en hij stopte Valentina’s hand onder zijn arm. ‘We moeten een ster inspecteren.’

Toen ze de zaal uit liepen, voelde hij haar beven. Eén verbijsterend ogenblik lang dacht hij dat ze huilde, maar toen hij naar haar gezicht keek huilde ze niet, ze lachte.

Загрузка...